* Rámáyaṇa betekent letterlijk de levensdaden van Ram
* het is een epos (heldendicht)
* het is, na de Mahábhárata het grootste werk in het Sanskrit
* het werd in de 5de eeuw v. Chr. als eerst geschreven door Valmiki, de grootste dichter in het Sanskrit; de verzen, waarin hij schreef heten sloka’s
* de dichter Tulsidas (1532- 1623) schreef het daarna in 1575 in het Audhi (oost/oud/dorps Hindi), zodat het ook begrijpelijk werd voor het “gewone” volk; hij schreef het op palmbladeren en deed er twee en een half jaar over; hij noemde het boek: “Shri Ram carit mánas” wat betekent: het heilige meer van de levensdaden van Shri Ram; hij heeft het opgedragen aan Shiva in Banares, een heilige stad in India
* het bevat 8 hoofdstukken, die kánda’s worden genoemd
* het heeft ongeveer 50.000 verzen, geschreven in verschillende dichtmaten; de meeste verzen zijn caupái’s en dohá’s en in mindere mate soráthá’s en chanda’s
* hierin wordt het Goddelijke beschreven met menselijke kenmerken; God wordt voorgesteld als een ideaal persoon, purushottamah; hij wijst de mens de weg hoe God te realiseren door zijn plichten als zoon, koning, echtgenoot, broer, vriend etc. na te komen; zo alleen kunnen wij het beoogde levensdoel bereiken.
jahán sumati, tahán sampati náná, jahán kumati tahán bipati nidháná
Betekenis: daar waar er eenheid is, daar zal er succes zijn, daar waar er verdeeldheid is, daar zullen er problemen zijn