Nieuwe strategie om natuurbranden te bestrijden: niet meteen blussen

De eerste natuurbranden zijn achter de rug. Wat moet je eigenlijk doen als de hei in lichterlaaie staat? Een nieuwe strategie moet onnodige schade aan de natuur voorkomen. ‘Zelfs ’s zomers kan uit laten woeden de voorkeur hebben.’

Zie je die sporen hier? Van een brandweerauto, decennia geleden”, zegt Ella de Hullu op de heide van het Drentse Balloërveld. “Er groeit niets meer door bodemverdichting. Weg veenpluis, weg moeraskartelblad en veenmos. Echt, de schade van het blussen van hei kan makkelijk groter zijn dan die brandschade. Ook omdat de natuur zich na een brand vaak wonderlijk herstelt.”

Het natuurbrandenseizoen is weer aangebroken, een spannende tijd voor brandweer, natuurbeschermers en De Hullu, directeur van de stichting Bargerveen, een instituut voor duurzaam natuurherstel. Tezamen hebben ze een nieuwe strategie natuurbranden opgesteld, die na Drenthe nu ook in Limburg en Brabant wordt toegepast. Uitgangspunt is dat kleine brandjes altijd geblust worden. Bij grotere branden gaan de wagens niet automatisch het veld meer in, maar wordt het vuur opgewacht. De brandweer gaat wel het veld in als veel zeldzame natuur of cultuurhistorische elementen verloren dreigen te gaan – op voorwaarde dat de schade veroorzaakt door het materieel minder groot is dan de schade van de fik.

Inderdaad zijn op het Balloërveld bij een droogstaand veenven de bandensporen nog steeds te zien. In plaats van bijzondere veenvegetatie staan daar het pijpenstrootje en andere grassoorten. Daarom, zegt De Hullu, is het heel goed dat de brandweer en natuurbeschermers elkaar, ondanks behoorlijk verschillende belangen, toch wisten te vinden.

Door het mulle zand

De grote natuurbranden van de afgelopen jaren – Schoorl, de Strabrechtse Heide, het Fochteloërveen en de Veluwe – liggen nog vers in het geheugen, ook omdat ze onbeheersbaar dreigden te worden. Voertuigen reden zich vast in het terrein, brandgangen bleken brandbaar te zijn en brandweermannen wisten niet hoe de natuurschade zoveel mogelijk te beperken. Het ministerie van veiligheid en justitie startte het landelijk programma Natuurbranden. Onderdeel daarvan is een cursus voor brandweermensen én natuurbeheerders. Stichting Bargerveen werd aangetrokken als expertisecentrum en inmiddels zijn in Drenthe, Limburg en Brabant de cursussen achter de rug.

“Geen overbodige luxe”, constateert Esther Klap, die net is komen aanlopen. Ze werkt bij de veiligheidsregio Drenthe namens de brandweer en is docent van de cursus. “Zodra er ergens vuur uitbreekt, komen zowel brandweermensen als natuurbeschermers vol in actie, maar niet met hetzelfde doel. Brandweermensen willen zo snel mogelijk blussen, de ‘groenen’ gaat het niet zozeer om het sparen van zoveel mogelijk hectares als wel om het redden van bijzondere planten of dieren.”

Omdat natuurbeschermers nagenoeg niets weten van blussen en de structuur van de brandweer, en brandweerlieden niets weten van natuur, gaat er volgens haar onnodig veel mis. Klap – zelf bij de vrijwillige brandweer in Assen – somt moeiteloos op: “Brandweerlieden hebben geen weet van zeldzame korstmosvegetaties die maar 0,1 millimeter per jaar groeien en crossen daar zomaar doorheen of laten eeuwenoude jeneverbesstruwelen afbranden omdat ze de waarde niet kennen.”

En auto’s rijden zich vast omdat ze niet weten dat pijpenstrootje op een natte, venige ondergrond duidt. “Celtic fields, eeuwenoude akkercomplexen, zijn sowieso niet eenvoudig te herkennen, al helemaal niet voor brandweerlieden bij wie de adrenaline tot in de haarwortels zit”, voegt De Hullu toe. “Die worden kapot gereden terwijl relatief waardeloze dennenbossen worden gespaard.”

Ook de groene lieden maken cruciale fouten, geeft de natuurbeschermster gelijk toe. Ze wijst op een breed zandpad met aan weerzijden bomen met laaghangende takken en opschot van jonge dennen. “Dit moet een brandgang zijn, een pad waar de brandweerauto doorheen moet kunnen of waar een brand zich op dood kan lopen. Nou, mooi niet. Een flinke auto rijdt zich meteen vast in het mulle zand en wordt belemmerd door de takken. En de jonge takkengroei van olierijke dennenbomen vat makkelijk vlam en werkt juist als een opstapje voor het vuur.”

“Met begrip alleen kom je er niet. Dan blijft op het moment suprême toch de pavlovreactie overheersen’, stelt De Hullu, terwijl ze op een schitterende vegetatie met heidelucifer, een bijzondere korstmos, wijst. “Zonder verdere actie gaat dit er alsnog aan.”

Naast camping ’t Grasbroek in Bornerbroek, bij Almelo, is een bosbrand uitgebroken. Voor het bluswerk haalt de brandweer, die met veel eenheden is uitgerukt, water uit de recreatieplas die bij de camping hoort. 

Schade door de wagen

Om dat te voorkomen, maken natuurbeschermers en brandweerlieden nu samen voor alle belangrijke natuurgebieden een kaart. Daarop wordt precies ingetekend welke stukken natuur – bijvoorbeeld met jeneverbesstruwelen, korstmossen, gentianen en nesten van bijzondere knoopmiersoorten – belangrijk zijn. Als het ook maar enigszins mogelijk is, moeten deze plekken behouden blijven bij een brand.

Ook cultuurhistorisch waardevolle eeuwenoude karresporen of grafheuvels staan op de kaart. De paden waar de brandweer langs moet kunnen en waar zogeheten stoplijnen, stukken open terrein waarop het vuur stukloopt, aangelegd kunnen worden, staan ingetekend. “Het vergt een natuurbrandpreventie en -bestrijdingsplan en een inspanningsverplichting van beide partijen. Een natuurbeheerder die wil dat zijn jeneverbessen bewaard blijven, moet wel zorgen dat de brandweer erbij kan. Terwijl een brandweerman op zijn beurt het vuur vaker zijn gang moet laten gaan, als wagens meer schade aanrichten dan vlammen”, zegt De Hullu.

Zeker vroeg in het seizoen, als de bodem nog koud is en de vegetatie laag, is laten uitbranden volgens haar vaak beter dan blussen. “Het vuur loopt dan snel over het veld, de bodem wordt niet heet, waardoor de schade aan het bodemleven, de zaadvoorraad en het organisch materiaal klein is. Zelfs in de zomer kan uit laten woeden in veel gevallen de voorkeur hebben.”

Ze prikt met een stokje in een bandenspoor in het veld. Het stokje breekt. “Kan je nagaan hoe moeilijk het voor sprinkhanen moet zijn die hun eieren in de bodem willen afzetten. In de duinen bijvoorbeeld, kan het effect van groot materieel dus het einde betekenen van de toch al zo zeldzame blauwvleugelsprinkhaan.”

Teruglopend belandt het tweetal op een brede toegangsweg, schitterend omwelfd met hoge dennen. Klap kijkt bezorgd omhoog. Ze ziet in gedachten de vlammen al overspringen. “We zijn er nog niet.”

Naast camping ’t Grasbroek in Bornerbroek, bij Almelo, is een bosbrand uitgebroken. Voor het bluswerk haalt de brandweer, die met veel eenheden is uitgerukt, water uit de recreatieplas die bij de camping hoort. 

Bijscholing

Het opstellen van gebiedsgerichte brandbestrijdingsplannen plus het volgen van cursussen kost veel tijd. Op dit moment zijn brandweerlieden en natuurbeheerders van Drenthe, Limburg en Brabant, drie belangrijke ‘heideprovincies’, bijgeschoold en is er voor tientallen natuurgebieden een brandstrategieplan opgesteld. Ook in de andere natuurrijke provincies wordt gewerkt aan strategische plannen of staat dit in de planning.

Bron: TROUW