Rechter behandelt ruim een kwart minder misdrijven dan tien jaar geleden

Het aantal misdrijven dat in 2016 door het Openbaar Ministerie is behandeld en voor de rechter wordt gebracht, is ruim een kwart gedaald vergeleken met tien jaar geleden. Nederlandse strafrechters hebben vorig jaar hun vonnis uitgesproken in 94 duizend misdrijfzaken. Dat aantal is 28 procent lager dan in 2007.

 

Het Openbaar Ministerie behandelde vorig jaar 203 duizend misdrijven. Ook dat was 28 procent minder dan in 2007. Dat blijkt uit cijfers die het CBS vandaag bekendmaakt.

De daling van het aantal strafzaken bij OM en rechter past in de jarenlange trend dat de criminaliteit in het algemeen afneemt en de Nederlander zich steeds veiliger voelt. Sinds begin deze eeuw hebben steeds minder mensen last van traditionele misdaden als diefstal, woninginbraak of geweldpleging.

Sinds begin deze eeuw hebben steeds minder mensen last van traditionele misdaden als diefstal, woninginbraak of geweldpleging

‘Dan is het logisch dat er ook minder zaken worden afgedaan door de strafrechter’, zegt Maarten Bloem, onderzoeker bij het CBS. Toch waarschuwt hij dat deze aantallen geen volledig beeld geven van de ontwikkeling van de criminaliteit in de samenleving. Want een onbekend deel van de misdaad blijft buiten beeld van de justitiële keten, bijvoorbeeld omdat slachtoffers geen aangifte doen. Verder zijn bepaalde vormen van criminaliteit, zoals georganiseerde misdaad en cybercrime, slechts beperkt zichtbaar in misdaadcijfers.

Daarnaast zeggen de cijfers ook niets over de complexiteit van misdrijfzaken. Een complexe strafzaak over georganiseerde, ondermijnende drugscriminaliteit telt statistisch even zwaar mee als een simpele woninginbraak. ‘In de statistieken tellen ze allebei voor 1, terwijl zo’n ondermijningszaak natuurlijk complexer is en veel meer impact heeft op de samenleving dan een inbraak’, aldus Bloem.

Daarnaast zeggen de cijfers ook niets over de complexiteit van misdrijfzaken

In 2016 seponeerde het OM 20 procent van de misdrijfzaken die het in behandeling kreeg. Dat percentage is tweemaal zo hoog als in 2007. Volgens Bloem heeft die toename deels te maken met het afschaffen van het politiesepot in 2013 – sindsdien kan de politie na een aangifte niet meer zelf besluiten om geen onderzoek te doen, maar worden alle zaken doorgestuurd naar het OM.

Bij een onvoorwaardelijk sepot besluit de officier van justitie om een verdachte niet te vervolgen. Soms gebeurt dat omdat er onvoldoende bewijs is om de zaak af te ronden, soms omdat er wegens de beperkte capaciteit en middelen keuzen moeten worden gemaakt.

Daarnaast seponeerde het OM 4 procent van de zaken voorwaardelijk – ook dit is een verdubbeling ten opzichte van 2007. Een verdachte wordt dan niet vervolgd op voorwaarde van een contactverbod of de verplichting zich te laten behandelen of om de schade aan het slachtoffer te betalen. Voldoet de verdachte niet aan die voorwaarde(n), dan gaat het OM alsnog over tot vervolging.

Bij 16 procent van de zaken – vooral lichtere vergrijpen waarvoor een maximale celstraf van 6 jaar staat – legde het OM de verdachte een strafbeschikking op. Sinds 2008 kan de officier van justitie in het kader van de Wet OM-afdoening zonder tussenkomst van de rechter een sanctie opleggen.

Uiteindelijk moest ruim de helft van de verdachten voor de rechter verschijnen voor in totaal 94 duizend misdrijfzaken. In 11 procent van de vonnissen besliste de rechter tot vrijspraak. Dat percentage was iets lager dan in 2015. Het is een trendbreuk, want tussen 2007 en 2015 nam het aandeel vrijspraken elk jaar toe.

Volgens CBS-onderzoeker Bloem had die gestage stijging van het aantal vrijspraken mogelijk te maken met enkele gerechtelijke dwalingen, zoals in de Schiedammer parkmoord. Daardoor waren rechters sneller geneigd om verdachten vrij te spreken indien de bewijzen niet stevig genoeg waren. Een andere mogelijke verklaring is de toenemende complexiteit van strafzaken.

In 85 procent van de 94 duizend vonnissen volgde een schuldigverklaring met straf. Het aantal onvoorwaardelijke celstraffen bleef tussen 2007 en 2016 ongeveer gelijk, maar het aantal werkstraffen en geldboetes daalde, respectievelijk met 22 en 56 procent. Ook zijn vorig jaar 23 procent minder ‘maatregelen’ opgelegd, waaronder tbs, plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders en betalingen aan de staat.