Rámáyaṇa: de diepere betekenis van de broers Bálí en Sugríva (2)
In de Rámáyaṇa heeft de strijd tussen de tweelingbroers Bálí en Sugríva een hele diepe betekenis. Bálí en Sugríva zijn resp. het symbool van ashuddha en shuddha mánas.
Als in de mens de strijd begint tussen lagere en hogere gedachten, lijken deze twee gedachten zo vermengd, dat het soms wel lijkt dat ze dezelfde zijn. Het onderscheid maken is moeilijk. Vandaar dat de symbolische voorstelling van dit gevecht tot uitdrukking wordt gebracht in het gevecht tussen Bálí (lagere gedachten) en Sugríva (hogere gedachten). Rám (het Zelf) die los staat achter het waas van geestelijke indrukken, wacht vol ongeduld om de lagere gedachten te vernietigen met zijn pijl. In het begin van spirituele groei kan de pijl van kennis zowel de hogere als de lagere gedachte vernietigen. Dit kan het best begrepen worden door zelfanalyse te plegen. Denk aan momenten wanneer je trots en woede genadeloos worden tegengewerkt of onderdrukt. Het effect daarvan is zo ontzettend dat je hele bestaan er zo diep door wordt geraakt, dat het lijkt alsof je totaal bent verwoest. De aspirant-zoeker moet bidden om zijn hogere gedachte te bereiken, maar als hij spiritueel nog niet volwassen is kan elke abrupte aanval op het negatieve aspect van zijn persoonlijkheid zijn bestaan een “hartaanval” bezorgen. Als de goede kwaliteiten ontwikkeld worden in iemand’s persoonlijkheid, dan zijn de hogere gedachten duidelijk zichtbaar. Symbolisch gesproken is de bloemenkrans om Sugríva, de herkenning van de ontwikkeling van goede kwaliteiten. Dat maakte ook het onderscheid tussen de tweeling duidelijk zichtbaar. Daarom wachtte Rám het gevecht tussen Bálí en Sugríva rustig af. Als d.m.v. sádhaná uiteindelijk bij de zoeker duidelijk het onderscheid tussen hogere en lagere gedachten gemaakt kan worden, dus behangen is met de bloemenkrans, laat Rám zijn pijl los op de lagere gedachte. Met het voorgaande wordt het proces van vasana en khsaya (vernietiging van onzuivere subtiele wensen) in de spirituele groei van de zoeker tot uiting gebracht. Een zoeker kan de onzuivere wensen niet door direkte confrontatie uit zijn gedachten halen. Deze vasana’s verblijven in dichte ondoordringbare regionen van het onderbewuste en kunnen niet direkt worden waargenomen of onderscheiden. Het kan door de supermentale kracht van de Goddelijke zegen geraakt en vernietigd worden (de pijl van Rám). Vanuit het hart van de mens ( achter de dichte “bossen” van onbewuste indrukken), schiet het Goddelijke Zelf een pijl van licht, die de duisternis van onzuivere gedachte vernietigt en vervangt met aldoor groeiend licht van zuivere gedachten.
Bron: Mysticism of the Ramayana, Swámi Jyotirmayananda