5 juni Hindustaanse Immigratie: de mythe van misleiding van contractarbeiders

Inleiding

Op 5 juni 2025 is de herdenking en viering van 152 jaar Hindostaanse immigratie uit India naar Suriname. In dit verband vestig ik de aandacht op één aspect van deze immigratie waarover nog steeds misverstanden bestaan. Het betreft de redenen van Hindostaanse contractarbeiders om vanuit India te emigreren naar Suriname. Zo bestaat de mythe dat de meeste Hindostaanse contractarbeiders zouden zijn misleid; in het Sarnami: bharmai deis. Er wordt beweerd dat vrijwel alle Hindostaanse contractarbeiders zouden zijn geronseld onder valse voorwendselen. Er zou aan hen zijn beloofd dat zij in het paradijs zouden terecht komen waar zij zouden eten uit gouden schalen en drinken uit gouden (drink)bekers. Een andere mythe is het verhaal dat Suriname, het land van de hindoe godheid Sri Ram zou zijn. Velen zouden om deze reden zijn gemigreerd naar land van Ram(a).

Voor ik hier verder op inga, zet ik eerst enkele belangrijke feiten op een rij. Gedurende 43 jaar (1873-1916) arriveerden 30.304 Hindostaanse immigranten met 64 scheepstransporten vanuit India in Suriname. Het eerste (zeil)schip was de Lalla Rookh en kwam na een reis van drie maanden in 1873 aan met 410 immigranten. Het laatste (stoom)schip heette Dewa en kwam in 1916 kwam na een reis van een maand aan in Suriname. In 1917 werd de immigratie naar Suriname gestopt. Ruim een kwart (ongeveer 9.000) van de Hindostaanse immigranten is teruggegaan naar India na geld te hebben verdiend en gespaard in Suriname. Er zijn ook kinderen die geboren waren in Suriname meegenomen naar India. Daarom tel ik hen niet mee als terugkeerders. Een deel van de terugkeerders is na teleurstellende ervaringen in India en spijt weer kunnen terugkeren naar Suriname of is in andere koloniën terechtgekomen. Zij moesten opnieuw (medisch) worden gekeurd en geschikt bevonden voor een nieuw contract voor vijf jaar. Veel terugkeerders die spijt hadden en terug wilden naar Suriname werden echter niet goedgekeurd, Een deel bleef in de havenstad Calcutta (tegenwoordig Kolkata) rondhangen in de hoop alsnog gerecruteerd te worden. Een deel van de Hindostaanse  terugkeerders is in India beroofd en/of opgelicht. Anderen werden niet meer geaccepteerd door hun familie omdat zij de zee (kála pani) waren overgestoken; zij waren als het ware onrein (maila) waren geworden. Slechts een klein deel van de terugkeerders is met het gespaarde geld dat was meegenomen succesvol geworden in India.

De term Hindostanen

De grote meerderheid van de Hindostaanse contractarbeiders heeft zich dus voorgoed gevestigd in Suriname. Zij hadden een beter leven dan in India en dat konden zij zelf het beste beoordelen. Bovendien zagen zij genoeg kansen om vooruit te komen in Suriname. De meesten hebben zich met zweet en tranen opgebouwd in hun nieuwe vaderland. Toen de contracttijd die 47 jaar (1873-1920) duurde voorbij was, werd de druk groter om deze voormalige contractarbeiders en hun nakomelingen niet meer als vreemdelingen te beschouwen in Suriname. De Hindostaanse contractarbeiders waren echter Britse onderdanen. De toenmalige Hindostaanse leiders wilden de toentertijd gebezigde term Brits-Indiërs vervangen door de term Hindostani. In 1920 werd in plaats van de term Brits-Indiërs er voor gekozen om deze groep en hun nakomelingen in Suriname aan te duiden als Hindostanis. In het jaarverslag 1920 van de Surinaamsche Immigranten Vereeniging (S.I.V.) werd de term Hindostani voor het eerst officieel gebruikt. In het Nederlands werd het omgezet in Hindostanen. Hindostan/Hindustan was de oude naam van India. Sommigen gebruikten later de term Hindoestanen. Bij gebruik van deze term denkt men ten onrechte dat het alleen om hindoes gaat. De overgrote meerderheid van de Hindostanen was hindoe (meer dan 80%), maar ongeveer 17,5% was moslim en een kleine groep was christen. Daarom is het juister om de term Hindostanen te gebruiken in plaats van Hindoestanen. De term Hindustanen die sommigen hanteren gebaseerd op de Sarnami spelling verdient geen voorkeur, vanwege de uitspraak van de letter u.  In 1927 werden de Hindostanen geboren in Suriname van rechtswege Nederlands onderdaan. In december 1954 kregen met de invoering van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden alle Surinamers i.c. alle Hindostanen de Nederlandse nationaliteit. Suriname werd namelijk een gelijkwaardig deel werd van het Koninkrijk der Nederlanden.  

Vals paradijs?

Er ontstond een mythe dat Suriname een paradijs zou zijn. De naam Suriname/Surinaam werd verbasterd tot Sri Ram/Sriram Desh. Sri Ram Desh zou het land (Desh betekent land) van de heilige (Godheid) Ram(a) zijn. Sri Ram Desh zou lijken op het paradijs waar men veel geld zou verdienen en rijkdom vergaren. Daarom zouden duizenden Hindostaanse contractarbeiders zijn vertrokken naar Suriname, zo luidt deze mythe.  Voorts werd beweerd dat Hindostaanse contractarbeiders zouden zijn geronseld en zelfs zijn gedwongen om te emigreren. Er is op de Nederlandse televisie op 13 januari 2025 bij de omroep Zwart een uitzending over de Hindostaanse immigratie vertoond met de titel vals paradijs. Het is jammer dat deze programmamakers geen goed onderzoek hebben gedaan naar de ware redenen van de Hindostaanse immigratie. Zij hebben een vals beeld geschetst over de Hindostaanse immigratie en de Hindostaanse geschiedenis. Enkele ideologische Hindostaanse historici, zoals Sandew Hira en Radjinder Bhagwanbali (zie bijvoorbeeld het boek De nieuwe awatar van slavernij uit 2010, uitgevrij Amrit) die beter zouden moeten weten verspreiden graag deze mythe. Voordat ik de ware emigratieredenen noem is het dienstig om tien vragen te stellen over de vermeende misleiding.

  1. Werden de verhalen over het paradijs en Sri Ram Desh niet ontzenuwd gedurende deze lange periode van 43 jaar waarin de Hindostaanse emigratie plaatsvond?
  2. Het verhaal over Sri Ram Desh kon toch niet gebruikt worden voor de andere koloniën, terwijl daar duizenden naar toe zijn gemigreerd? 
  3. Waarom zouden de Hindostaanse moslims en christenen  naar het land van de hindoe godheid Ram(a) willen emigreren? 
  4. Waarom zouden de Nederlandse planters Hindostaanse contractarbeiders eten in gouden schalen en water in gouden drinkbekers aanbieden? 
  5. Waren de duizenden Hindostaanse contractarbeiders zo naïef om deze verhalen te geloven?
  6. Werd in India over de emigratie naar de koloniën geen informatie uitgewisseld en vooral in de rekruteringsgebieden in India? 
  7. Hebben de terugkeerders in India niks verteld over de koloniën i.c. Suriname er werden toch over en weer brieven geschreven en ook geld gestuurd? 
  8. Waarom zou de Nederlandse regering zoveel geld investeren – 400 gulden per Hindostaanse immigrant – in mensen die niet wilden vertrekken i.c. emigreren? 
  9. Misleide migranten zouden toch niet willen werken in een vreemd land gedurende vijf jaar? 
  10. Als de Hindostaanse immigranten zouden zijn misleid dan zouden zij toen zij aankwamen in Suriname toch eisen om direct terug vervoerd te worden naar India? 

Mimiái ke tel 

De ideologische historici die misleiding als belangrijkste reden voor de emigratie noemen, blijken op al deze vragen het antwoord schuldig te zijn. Zij weigeren echter de ware redenen te noemen en blijven spreken over ronselen en misleiden. Ook noemen zij contractarbeid dwangarbeid, terwijl de contractarbeiders vrijwillig een contract hebben ondertekend: eerst een voorlopig contract en na aankomst in de hoofddepot in Calcutta een definitief contract. Men kon zich alsnog in Calcutta terugtrekken en sommigen hebben dat ook gedaan of zijn weggevlucht uit de hoofddepot. Degenen die bereid waren te vertrekken en opnieuw werden goedgekeurd kregen een emigratiepas. Daarin werd naast de persoonsgegevens vermeld dat de betrokkene bereid was te vertrekken naar de kolonie, dat hij/zij geen medische en mentale ziekte had en ‘fit’ was om de zeereis te maken: zie de tekst op emigratiepas van een vrouw en een man. De emigratiepassen werden ondertekend door drie verantwoordelijken om aan de wettelijke eisen van emigratie uit India te voldoen. 

Er was informatie beschikbaar over contractarbeid in de koloniën toen de emigratie naar Suriname vanaf 1873 begon. Er was al vele jaren eerder emigratie naar andere koloniën. Naar de kolonie Mauritius begon de emigratie vanaf 1833, gevolgd door Guyana vanaf 1838 en Trinidad en Jamaica vanaf 1845. In India was er echter weerstand tegen emigratie van landgenoten. Er werd dan ook vaak een heel negatief beeld voorgehouden over de contractarbeid in de koloniën. Ondanks valse informatie (antireclame) van de kant van tegenstanders van deze emigratie wilden velen toch emigreren. Er werd onder andere beweerd dat er sprake was van grote onderdrukking, grove uitbuiting en gedwongen bekering tot het christendom alsook dwang om varkensvlees  en rundvlees te eten. Men zou de lange zeereis niet overleven (de zogenoemde kála pani mythe) en vrouwen zouden gedwongen worden tot prostitutie in de koloniën i.c. Suriname. Ook werd beweerd dat de contractarbeiders werden vermoord om daarna olie uit de hoofden te persen (mimiái ke tel). Toch wilden velen emigreren naar de koloniën. De Hindostaanse hoofdtolk Sitalpersad Doobay is in 1913 naar India geweest om voorlichting te geven en velen wilden (direct) met hem mee naar Suriname. Velen bleven het contact met India  onderhouden. Er werden over en weer brieven gestuurd  en ook geld overgemaakt uit Suriname naar familie in India. 

Ham  ke bharmai deis/ik ben misleid 

Maar hoe is de mythe van misleiding en over Sri Ram Desh ontstaan? Enkele illegale wervers (arkáthiyá’s) die geen officiële vergunning hadden om te werven en niet aan regels waren gebonden hebben valse voorwendselen gebruikt. Tijdens de eerste fase van rekrutering voor Suriname (1873-1889) hebben enkele illegale wervers verhalen over Suriname ‘als het paradijs’ verteld om Hindostaanse contractarbeiders om te (ver)lokken om zelf een beloning (een zogeheten premie) op te strijken. Deze illegale wervers leverden de geworven potentiële emigrant af bij de legale werver in het zogeheten subdepot. Subdepots bestonden in de verschillende steden van de deelstaten Uttar Pradesh en Bihar waar werd gerecruteerd. Wanneer de potentiële emigrant na het zien van de voorzieningen in het subdepot besloot om te emigreren, ontvingen zij hun premie. Voorzieningen waren huisvesting, gratis kleding en voedsel. Op deze wijze is echter slechts een deel van de Hindostaanse contractarbeiders geworven. Het verhaal over misleiding – bharmai dei s- werd evenwel graag doorverteld. Dit kon worden gebruikt als rationalisatie van het vertrek uit hun geliefde vaderland India. Je kon dan zeggen dat je uit je geboorteland (janmabhumi) was vertrokken, omdat je was misleid. Sommige contractarbeiders hadden aan hun nakomelingen dan ook verteld: ham ke bharmai deis (ik ben misleid). 

Velen hebben echter zelf de stap genomen om te emigreren en zich aangemeld bij een legale werver of zich zelf  bij  het subdepot gemeld. Nadat in het subdepot nadere juiste informatie over het loon was gegeven, een medische keuring was doorstaan volgde de ondertekening van het voorlopige arbeidscontract met de Nederlandse overheid. Vervolgens ging men met een groep gerekruteerden  met de trein naar de havenstad Calcutta. Daarna volgde de zeereis naar Suriname. 

Push- en pullfactoren

Het overgrote deel van de Hindostaanse contractarbeiders is dus niet misleid, maar is willens en wetens gemigreerd naar Suriname. Er waren talloze redenen om te emigreren uit het toenmalige India. Deze kunnen wij onderscheiden in zogeheten push- en pullfactoren. Pushfactoren waren onder meer grote armoede, werkloosheid, kaste-discriminatie, stormen en overstromingen, hongersnood, vrouwenonderdrukking, onderdrukking van weduwen, familieruzies, liefdesaffaires, drang naar avontuur en kans op een beter bestaan. 

Pullfactoren waren onder andere het vele malen hogere dagloon voor contractarbeiders  in Suriname vergeleken met het dagloon in India. Voorts dat alle transport, kleding, voeding en huisvesting werd betaald. Verder het feit dat men na vijf jaar met gespaard geld gratis kon terugkeren naar India. Ook hoorde men in India dat het leven in Suriname goed was en dat er geld werd gestuurd naar familie en kennissen.  Ruim een kwart van de 34.304 Hindostaanse contractarbeiders is teruggegaan met bijna 200 gulden (gemiddeld) aan gespaard geld en waarde aan juwelen. Er was berekend dat men ongeveer de helft van het verdiende bedrag kon sparen. Als men niet kon sparen en geen gespaard geld kon meenemen naar India dan was voor velen niet aantrekkelijk om te vertrekken naar Suriname. Ik heb berekend dat de Hindostaanse mannen gemiddeld ruim 70 cent per dag hebben verdiend en de Hindostaanse vrouwen 60 cent tijdens hun contractperiode. Hindostaanse contractarbeiders hebben flink gespaard tijdens hun contractperiode. Bekend is in dit verband de uitdrukking Phet kat kat (bezuinigen op voedsel). Een derde van de Hindostaanse contractarbeiders is een hercontract aangegaan en kreeg daarvoor een extra premie van 100 gulden.

Veel Hindostaanse contractarbeiders en vooral jongemannen zijn stiekem gevlucht uit India. Niet omdat zij waren misleid, maar omdat zij op zoek naar werk, een beter leven en soms avontuur. Vaak hebben zij valse namen aangenomen en soms ook een verkeerde kaste afkomst opgegeven om niet teruggevonden te worden door hun familie die zij hadden ontvlucht. Ook velen behorende tot de hoogste kaste (Brahmanen) hebben een valse naam en kaste opgegeven om te mogen emigreren. Brahmanen werden eigenlijk niet gerecruteerd. Voordat de emigranten definitief werden toegelaten tot het hoofdepot in Calcutta werden zij opnieuw medisch gekeurd. Ook voor vertrek naar Suriname werd men weer gekeurd. Dus gedurende het rekruteringstraject is men – zoals eerder gesteld – driemaal gekeurd. In totaal is een derde van degenen die naar Suriname wilden emigreren (ongeveer 52.000) naderhand afgekeurd. Alleen de sterkeren zijn goedgekeurd om de maandenlange zeereis te doorstaan en vijf jaar lang zware fysieke arbeid te kunnen verrichten in Suriname. 

Gouvernementsplaatsen 

De Hindostaanse contractarbeid in Suriname bood dus een kans op lotsverbetering. Vooral mensen behorende tot de lagere kasten (ongeveer 40%) bereikten posities die in het toenmalige India ondenkbaar waren. Weduwen en verstoten vrouwen konden hertrouwen en gezinnen stichten. Er vond vermenging tussen kasten plaats vanwege het tekort aan vrouwen en over en weer huwelijken tussen hindoes en moslims. Eenmaal in Suriname hebben de meeste Hindostanen de geboden kansen gepakt. De Nederlandse overheid wilde de ijverige Hindostanen behouden voor Suriname. Na 1895 kregen zij domeinland van 1,5 tot 2 hectare vrij van grondhuurbelasting voor 6 jaar in bezit en ook de 100 gulden retourpremie. Zoveel land in eigen beheer was voor hen in India destijds ondenkbaar. Daarnaast kregen velen wilde gronden in eigendom als zij bereid waren het zelf te ontginnen. Anderen hebben zelfs gratis land van planters gekregen. Er werd ingepolderd land in het district Nickerie beschikbaar gesteld. Er werden voorts zogeheten Gouvernementsplaatsen ingericht zoals Alkmaar, Domburg, Laarwijk, Livorno, Meerzorg, Kroonenburg en Kasabaholo. Ook de Leidingen (Kandál) en boiti’s (zijstraten van Pad van Wanica/Indira Gandhiweg) werden aangelegd waar de arbeiders zich na hun contractperiode konden vestigen. 

Ook wordt ten onrechte beweerd door de ideologische historici dat de plantages in Suriname waar de Hindostanen hebben gewerkt werkkampen waren. Maar er was toch geen prikkeldraad rondom de plantages en er waren toch geen militairen met geweren die de wacht hielden? Men werkte 10 uur in de fabriek en 7 uur op het veld. Doorgaans was men om 15.00 in de middag vrij. Ook was men in het weekend vrij en werkte men op eigen grond (20 maal 50 meter) die men had gekregen.  

Geen nieuwe slavernij 

De Hindostaanse contractarbeiders hebben gezwoegd en zijn uitgebuit op de Surinaamse plantages, maar na vijf jaar was men vrij. Er hebben zich mishandelingen voorgedaan tijdens de contractperiode, maar straffen werden opgelegd alleen na uitspraak door de zogeheten ommegaande rechters. Op grond van de zogeheten poenale sanctie werd men gestraft. Voor gevangenen die wilden vluchten uit de gevangenis werden kromboeien gebruikt in de gevangenis. Bepaalde planters wilden in 1891 opnieuw lijfstraffen (zwepen/catting) invoeren, maar dat is geweigerd door de toenmalige gouverneur Savornin Lohman. Bij werkweigering en het vluchten van de plantage (desertie) werden gevangenisstraffen opgelegd. Het kwam immers neer op niet-nakoming van de verplichtingen in het arbeidscontract dat met had ondertekend en er was geld geïnvesteerd in hen. De straffen tijdens de Hindostaanse contracttijd zijn echter niet te vergelijken met de wrede straffen tijdens de slavernij in Suriname. De Hindostaanse contractarbeid is dan ook niet te vergelijken met de wrede slavernij in Suriname.   

De bewering dat tijdens de contracttijd het dezelfde planters en dezelfde plantages waren als tijdens de slavernij is ook niet geheel juist. Veel planters waren vertrokken al vóór en na de afschaffing van de slavernij. Er ontstonden nieuwe plantages en er waren nieuwe eigenaars en er kwamen andere opzichters. Zo is de grote suikerplantage en het bedrijf Marienburg pas in 1882 opgericht. Daar heeft ruim een vijfde van de Hindostanen gewerkt. Marienburg was vroeger een kleine koffieplantage. Ook balataplantages, zoals in Slootwijk of bananenplantages zoals in Kroonenburg waar Hindostaanse contractarbeiders hebben gewerkt dateren van na de slavernij. En de suikerplantage Waterloo in het district Nickerie dateert van 1845. Daar hebben een relatief klein aantal slaafgemaakten gewerkt en later juist veel Hindostanen. 

Veel Hindostaanse contractarbeiders zijn in opstand gekomen tegen uitbuiting en onderdrukking. Dus de vergelijking van de Hindostaanse contractarbeid met slavernij gaat grotendeels mank. Op 21 oktober 2024 vond in het debatcentrum de Balie in Amsterdam een debat plaats over de aard van de Hindostaanse contractarbeid. Was het een vorm van nieuwe slavernij? Vermeldenswaard is dat de historicus dr. R. Bhagwanbali  tijdens het debat toegaf dat hij de term nieuwe slavernij niet had moeten gebruiken voor de Hindostaanse contractarbeid (zie: YouTube debat tussen dr. C. Choenni en dr. R. Bhagwanbali). Al met al bood de Hindostaanse contractarbeid een kans aan velen op een beter leven dan in het toenmalige India. De meeste contractarbeiders hebben de kansen gepakt en door hun ijver, doorzettingsvermogen en vooruitgangsstreven is gaandeweg een succesvolle Hindostaanse gemeenschap ontstaan. Een kleine groep heeft het niet gered. Deze slachtoffers moeten wij jaarlijks op 5 juni blijven herdenken en het succes van de meerderheid van de Hindostaanse contractarbeiders moeten wij vieren alsook hun bijdrage aan de opbouw van Suriname.

Prof. dr. Chan Choenni