6 september: Gaṇesh Jayantí
De geboortedag van Gaṇesh wordt gevierd op de vierde dag (caturthí) van de maand bhádon (augustus/september) tijdens de lichte maandhelft (shuklapaksha). Aan het begin van elke ceremoniële handeling wordt Gaṇesh als eerste met de volgende mantra aangeroepen:
Aum Gaṇesháya namah.
Zijn beelden komen in vele landen voor en genieten daardoor veel bekendheid. Het bijzondere aan Gaṇesh is dat hij noch volledig mens noch volledig dier is. Hij is met zijn menselijke romp en zijn olifantenhoofd een symbool van eenheid van onze wereld. Hij symboliseert Aum, het universum. Volgens de hindú mythologie is Gaṇesh de geliefde zoon van Shiva en Párvatí. Uit het volgende mystieke verhaal blijkt waarom Gaṇesh bij elke pújá als eerste vereerd wordt.
Op een dag kwamen de devtá’s bij Brahmá bijeen. Gaṇesh was er ook bij. Alle devtá’s vroegen aan Brahmá: “Wie van ons mag als eerste vereerd worden?” Brahmá zei: ”Jullie allen zijn op jullie eigen post even belangrijk en we kunnen geen schakel missen”. Aangezien de devtá’s bleven aandringen op een antwoord, zei Brahmá dat ze allen 7x een parikramá (rondgang) om de aarde op hun eigen váhan (voertuig) moesten maken; wie het snelst terug was, zou de eer ten deel vallen als eerste vereerd te worden. Allen vertrokken vol goede moed, maar de dikke Gaṇesh, die een muis als voertuig had, zag het niet zitten. Hij bedacht iets; hij schreef de naam van God op de grond en liep 7x erom heen. Gaṇesh toonde hiermede zijn intelligentie en werd de winnaar.
Gaṇesh wordt gezien als degene die hindernissen wegneemt (Vighneshvar). Hij wordt beschouwd als de God van de wijsheid, de literatuur, voorspoed in zaken en geluk. Ook iconografisch gezien is zijn beeld een wonder. Zijn olifantenbeeld symboliseert een groot verstand dat alle gedachten absorbeert. Zijn grote oren stellen hem in staat om alles te horen. Door zijn kleine ogen kan hij zich goed concentreren en goed en kwaad van elkaar onderscheiden. Zijn dikke buik kan alles, zonder enig voorbehoud, verteren. Hij heeft 4 armen, die de 4 windstreken symboliseren.
Zijn olifantenhoofd mist een slagtand, die hij in één van zijn handen draagt. In zijn andere hand draagt hij een parashu (bijl). In zijn 2 overige handen houdt hij een ankush (prikstok), en een vrucht. Zo beschermt hij zijn volgelingen, zegent hij hen en verzekert hij hen van succes. Gaṇesh Bhagwán mist een tand omdat hij geen goede pen kon vinden om de Mahábhárat te schrijven i.o.v. Bhagwán Brahmá. Hij heeft dan een tand van hem gebroken om de Mahábhárat te schrijven, terwijl Rishi Vyása het voor dicteerde. Hij moest een goede pen hebben omdat hij niet mocht stoppen met schrijven zolang de Mahábhárat niet volledig geschreven was. In opdracht van Brahmá moest Rishi Vyása Gaṇeshjí eerst aanbidden voor het zover was. Evenals Hanumán draagt hij altijd een rode stip (tilak) op zijn voorhoofd.
Zijn voertuig is een muis -het symbool van snelheid- die als zijn vertegenwoordiger de taak heeft om in geval van nood in een klein hol vlug te kunnen kruipen.
Shrí Gaṇesh Vandaná
Aum, Gajánanam bhúta gaṇádi sevitam,
kapittha jambhú phala cáru bhakshaṇam;
Umásutam shoka vinásha kárakam,
namámi Vighneshvara páda pankajam.
Betekenis:
Gelijk de slurf van een olifant, dienaar van de groep, eter van jámun (zwarte pruim) of kaith (soort vrucht), zoon van Umá,ontnemer van alle soorten van leed, Vighneshvara met de lotusachtige voeten, loof ik in devotie.
Bron: De vijf juwelen van het Hindoeïsme
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!