‘Aan de bak, het is hier geen hotel!’

Lang thuiswonende kinderen

De leeftijd waarop jongvolwassenen het ouderlijk huis verlaten is in tien jaar fors gestegen. De huren zijn hoog en sinds de afschaffing van de basisbeurs hebben studenten weinig te besteden. ‘Ik woon bij mijn ouders, maar ben wel zelfstandig.’

Linsey Schellaars (28) woont bij haar ouders.

Als zijn ouders hem aangeschoten zien. Of als hij eerder weg moet uit de kroeg om de laatste trein te halen. Dan denkt Maurizo IJzerman (24): woonde ik maar op mezelf. Maar spijt heeft hij niet dat hij tijdens zijn bachelor psychologie in Leiden bij zijn ouders in Velsen is blijven wonen. „Studeren en een eigen woning hebben, dat is financieel niet meer te doen. Behalve als je je diep in de schulden werkt.”

Ook Chantal van Hoek (21) is om die reden bij haar ouders in Rijen blijven wonen, samen met haar 25-jarige zus. Met de trein is het tien minuten reizen naar Tilburg, waar ze een hbo-opleiding volgt. Gratis, want ze heeft een ov-jaarkaart. Het geld voor een eigen kamer, zo’n 300 euro per maand, zou ze hebben moeten lenen. „Dat is het mij niet waard.” Al is het soms wel vervelend wéér aan haar vriendinnen te moeten vragen of ze mag blijven logeren na het uitgaan.

Steeds meer jongvolwassenen redeneren als Maurizio en Chantal. De gemiddelde leeftijd waarop zij definitief hun ouderlijk huis verlaten, is in tien jaar tijd gestegen van 23,6 (2006) naar 24,8 (2016), volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het percentage 24-jarigen dat nog thuis woont, nam toe van 32 naar 36 procent. De stijging is het sterkst bij jongeren tussen de 22 en 26 jaar: tussen de 4 en 4,4 procentpunten.

Dat komt deels door de afschaffing van de basisbeurs. In collegejaar 2015/2016, waarin de beurs een lening werd, daalde het aantal jongeren dat naar een andere gemeente verhuisde met 14 procent. Daarnaast zijn de eisen voor veel studies strenger geworden, waardoor studenten harder moeten studeren en er minder tijd overblijft voor een bijbaan. De krapte op de woningmarkt leidt bovendien tot hoge huren; in Utrecht en Amsterdam betaal je al gauw 600 euro per maand voor een kamer. En door de crisis hebben ouders soms minder te besteden en schuwen hun studerende kinderen risico’s.

Maar het nestplakken heeft ook een meer structurele oorzaak: mensen worden later volwassen. „De psychologische gesteldheid die bij adolescentie hoort, duurt langer”, zegt Wim Meeus, hoogleraar adolescentie aan de Universiteit Utrecht en hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Tilburg. Jongeren hebben wel de rechten van volwassenen, maar niet de plichten. Die trend werd na de Tweede Wereldoorlog ingezet, zegt hij, en hangt samen met de langere opleidingsduur.

Jongvolwassenen schuiven het zelfstandig wonen niet alleen steeds verder voor zich uit. Ze doen er ook langer over om een vaste baan te vinden, een huis te kopen, een vaste relatie aan te gaan en kinderen te krijgen: zaken die de overgang naar volwassenheid markeren. „Huisje-boompje-beestje-zaken”, noemt Meeus het.

Uit huis gaan is een diffuus proces geworden, zegt ook Jan Latten, hoofddemograaf van het CBS en hoogleraar demografie aan de Universiteit van Amsterdam. Jongeren blijven niet alleen langer thuis wonen, maar keren ook vaker terug, bijvoorbeeld als hun relatie strandt. Omdat hun kamer vaak onaangeroerd blijft, kan dat ook makkelijk. Stappen naar volwassenwording – een huis, baan, huwelijk en kind – worden genomen over een langere periode, soms wel twintig jaar. „Terwijl vroeger alles in één keer gebeurde”, zegt Latten. „De ontmaagding vond bij wijze van spreken plaats in de bruidsjurk op de dag dat de bruid bij haar ouders werd opgehaald. En dan was er negen maanden later een kind.”

Jongeren blijven niet alleen langer thuis wonen, maar keren ook vaker terug, bijvoorbeeld als hun relatie strandt

Jongvolwassenen van nu hóeven ook niet zo nodig weg: ze hebben vaak een riante kamer, een eigen tv of computer en vooral: vrijheid. „Ik heb mazzel met mijn ouders”, zegt Maurizio. „Ze zijn heel relaxed. Ik woon bij ze, maar ben wel zelfstandig. Mijn sociale leven speelt zich vooral af in Amsterdam en Haarlem. Als ik ergens blijf slapen, stuur ik ze een berichtje.” Zijn kamer is nog grotendeels hetzelfde als in zijn tienertijd. Alleen de kast en het tweepersoonsbed stonden er toen niet.

Is er verliefdheid in het spel, dan spreekt hij bij zijn ouders thuis af. En anders bij de ander, of halverwege. „Tot nu toe had ik altijd dates met mensen die op zichzelf wonen.” Hij schaamt zich er niet voor dat hij nog bij zijn ouders woont. „Ik heb deze keuze bewust gemaakt. En als je me leuk vindt, neem je me zoals ik ben.”

Steeds meer jongvolwassenen antwoorden ‘nee’ op de vraag of ze zich volwassen voelen, zegt hoogleraar ontwikkelingspsychologie Jaap Denissen van de Universiteit Tilburg. Hun argumenten zijn deels psychologisch van aard: ze weten nog niet wie ze zijn en wat ze willen, zelfs al zijn sommigen bijna dertig. Dat komt doordat adolescenten van nu met meer onzekerheid kampen, denkt Denissen. „In de jaren vijftig kreeg je een baan bij bedrijf X en daar bleef je dan tientallen jaren werken. Jongvolwassenen van nu oriënteren zich meer op zichzelf.” Dat lijkt met name op te gaan voor kinderen van hoogopgeleide ouders, zegt Denissen.

Dure leefstijl

Heeft dat late nestverlaten invloed op de ontwikkeling van jongeren? „Je zou denken dat je zelfstandiger wordt als je op jezelf gaat wonen”, zegt Chantal uit Rijen. „Maar ik leer bewust met geld omgaan: dat je moet sparen en werken. Mensen die geld lenen, zie ik om mij heen, denken al snel: dat kan er ook nog wel bij.”

Afstand tussen ouder en kind is belangrijk voor de ontwikkeling van adolescenten, zegt hoogleraar Denissen. Zowel psychologische als fysieke. „Maar de ene situatie is de andere niet. Je kunt bij je ouders wonen en heel weinig thuis zijn. Of je kunt op kamers wonen, maar elke dag je moeder bellen en elk weekend je was thuisbrengen.”

Bijna een kwart van de 27-jarige mannen woont volgens het CBS nog thuis, tegen ruim 10 procent van de vrouwen. De wetenschappelijke verklaring hiervoor is dat meisjes meer doen in het huishouden en dus meer belang hebben bij een vroegtijdig vertrek. „Keiharde empirische evidentie” is er niet, zegt Meeus, omdat het laatste relevante onderzoek vrij oud is. Maar de verklaring van veel ouders is deze: meisjes zijn zelfstandiger, jongens gemakzuchtiger.

De dochter van Monique ten Hoopen verhuisde op haar achttiende vanuit haar ouderlijk huis in Voorburg naar een studentenhuis in Utrecht. „Ze ging op zoek naar een studie, een studentenvereniging en een huis. Mijn zoon bleef tot zijn 23ste thuis wonen, totdat hij klaar was met zijn bachelor. Hij regelde het gewoon niet voor zichzelf. Wat ook meespeelde is dat hij in Den Haag ging studeren: dicht bij huis en niet echt een studentenstad.”

Cultuur is ook van invloed op de beslissing om al dan niet uit huis te gaan. Jongeren met een Turkse of Marokkaanse achtergrond wonen langer thuis, zegt socioloog Tom Kleinepier van de TU Delft, die daar onderzoek naar deed. Dat heeft niet zozeer met studie of werk te maken, maar met relaties. „In onze cultuur is het niet vanzelfsprekend dat je op een bepaalde leeftijd op kamers gaat”, zegt een 24-jarige Turks-Nederlandse student die in Eindhoven opgroeide en het huis uit ging toen ze ging trouwen. „Al ken ik wel Turkse meiden die op zichzelf wonen en hun eigen plan trekken.”

Halverwege zijn studie overwoog Maurizio alsnog uit huis te gaan. Naar Amsterdam, waar zijn vrienden wonen en zijn werk en sportschool zijn. „Maar ik dacht: dan kan ik mijn leefstijl niet handhaven: gezond eten, af en toe een biertje drinken met vrienden en verre reizen maken.” Als hij over twee maanden klaar is met zijn bachelor en ervoor kiest een baan te zoeken in plaats van een bedrijf op te zetten, dan wil hij wel op zichzelf gaan wonen. „Ik ben er mentaal aan toe.”

Bron: nrc.nl