‘Aan het eind van deze eeuw is het aantal talen op de wereld gehalveerd’
In zijn afscheidsrede ‘Terug naar Babel’ blikt taalwetenschapper Pieter Muysken terug op ruim veertig jaar onderzoek. Hoe komt het dat de ene na de andere taal verdwijnt? En hoe erg is dat?
Hij schreef zijn proefschrift met een budget van 10 dollar per maand en kreeg in 2008 van de European Research Council (ERC) een bedrag van 2,5 miljoen euro voor zijn onderzoek naar de vraag hoe talen elkaar beïnvloeden. De wetenschappelijke carrière van Pieter Muysken, hoogleraar taalwetenschap aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, kan met recht ‘stormachtig’ worden genoemd. Als expert op het vlak van Andestalen publiceerde hij meer dan honderd artikelen en tientallen boeken, waaronder het vierdelige Spaanstalige overzichtswerk ‘De talen van Bolivia’. Dat land fascineert Muysken vanwege de enorme diversiteit aan talen: op zes miljoen inwoners worden er meer dan dertig talen gesproken.
In zijn afscheidsrede, op 12 mei, zoomt Muysken in op veertig jaar onderzoek naar de vragen die hem al een leven lang bezighouden: waarom verschillen talen zo van elkaar, waarom zijn het er ruim zesduizend en hoe komt het dat zo veel talen nu verdwijnen?
Ook het aantal talen in Bolivia zal snel kleiner worden, verwacht hij. In 1998 werden daar nog 36 talen gesproken, nu zijn het er hooguit 32. “Ik denk dat er aan het eind van deze eeuw nog maar drie of vier talen over zijn”, zegt Muysken. “Zeker als de urbanisering doorzet. Dat is een heel grote factor in het verdwijnen van talen. Ook wereldwijd.”
Uw afscheidsrede heet ‘Terug naar Babel’, de tijd waarin mensen maar één taal spraken. Zo’n vaart zal het toch niet lopen?
“Nee, maar het gaat de laatste jaren wel steeds sneller. De meeste talen verdwijnen simpelweg doordat de sprekers worden vermoord, of door concrete economische en politieke oorzaken. Vroeger gingen mensen binnen een paar hectare van kostgrondje naar kostgrondje. Maar door de veranderende wereldeconomie verdwijnt de basis voor hun bestaan.
In Zuid-Amerika is een aantal talen verdwenen toen de Spanjaarden kwamen, door oorlogvoering en bacteriën. De Indianen zijn toen in honderd jaar tijd voor 90 procent verdwenen, dat heeft een aantal talen meegesleurd. Later kreeg je de rubberindustrie. Tussen 1880 en 1920 is er veel oerwoud vernietigd en zijn veel indianen gevangengenomen. Vanaf 2000 zien we de soja en de olie enorm opkomen. Dat zorgt opnieuw voor massieve invasie.”
Er zijn nu zo’n 6000 talen in de wereld. Hoeveel zijn er over honderd jaar nog over?
“In het jaar 2100 zullen er hoogstwaarschijnlijk 3000 van de 6000 talen verdwenen zijn. Dat is de meest optimistische schatting. Volgens de meest pessimistische zijn er dan nog maar 400 talen over. Dat is afhankelijk van hoe bepaalde landen zich ontwikkelen. Er zit heel veel diversiteit aan talen in Nigeria en Ghana, maar de verstedelijking in Afrika is immens. Het hangt ook af van ecologische ontwikkelingen, zoals verdroging en herstructurering van de landbouw.
Zestig procent van de talen heeft maar tussen de één en de vijfhonderd sprekers. Het kan dus snel gaan. Als de regering van Indonesië besluit om Irian Jaya (de provincie Papoea, red.) economisch te gaan exploiteren, dan kunnen er zo honderden talen verdwijnen.”
Hoe erg is het eigenlijk dat er zo veel talen verloren gaan?
“Gedeeltelijk is het voor de mensen zelf erg. Iets wat van hen was, verdwijnt plotseling, waardoor ze gedwongen zijn om iets anders te doen. Maar ik denk ook dat het erg is voor een land als geheel. Je zou talen als kathedralen kunnen zien. In Nederland hebben we er een paar, in heel Europa misschien 500. Als je je voorstelt dat we al die kathedralen zouden afbreken… Talen zijn cultuuruitingen. Zo’n klein taaltje is een cultureel bouwsel, daar hebben mensen 5000 jaar aan gewerkt met z’n allen. Er zit allerlei kennis in. Is dat nuttig? Zijn kathedralen nuttig? Niet per se, maar het is een stukje armoe voor een land om zijn talen te verliezen. Daarmee verliest het een deel van zijn identiteit.”
Toch zou het ook handig kunnen zijn: hoe minder talen, hoe makkelijker we elkaar kunnen verstaan.
“Taal gebruiken we om te communiceren. Je zou kunnen zeggen dat de ideale taal Esperanto is, want daarin zou iedereen met elkaar kunnen communiceren. Biologisch gezien kun je je afvragen waarom taal zo divers is. Dat is vanuit dat perspectief onhandig.
Maar taal wordt lang niet alleen gebruikt voor communicatie. Mensen hebben behoefte om zich te onderscheiden binnen een taal. Kijk naar dialecten. De regionale dialecten zijn inderdaad deels aan het verdwijnen, maar er ontstaan ook nieuwe manieren waarop mensen verschillen creëren. Kijk naar jeugdtaal, of naar de stijlverschillen tussen spreektaal en schrijftaal. Iedereen probeert via taal een bepaald imago uit te stralen.
Sociale media zorgen wat dat betreft voor een heropleving van dialecten en minderheidstalen. In Friesland is er een enorme beweging om Fries te gebruiken op Twitter en Facebook. Dankzij sociale media kun je plotseling een community vormen van mensen die niet op één plek zitten. Alle mensen afkomstig uit Varsseveld kunnen lid worden van een Facebookgroep of app. Een deel van de ruimte die was ingepikt door het ABN wordt nu weer teruggepikt. Je ziet het ook in Afrika en het Caribisch gebied. Talen die eerst niet veel prestige hadden, worden ineens weer volop gebruikt. Dat is heel interessant om te zien.”
Zijn bepaalde talen ‘sterker’ dan andere en daarom beter opgewassen tegen uitsterven?
“Nee. Het heeft niet met de taal als zodanig te maken, maar grotendeels met de economische mogelijkheden van de sprekers. Kijk naar het Catalaans en het Galicisch in Spanje. Het Catalaans staat er veel beter voor, omdat Catalonië de economische motor van Spanje is. Dat ligt niet aan de taalstructuren.
De enige manier waarop kleine talen in stand kunnen blijven, is om grote stukken gebied met rust te laten. Maar dat vergt politieke standvastigheid. Er kunnen ook ecologische redenen zijn om in te grijpen. Dan moet je het niet zo veel over talen hebben, dat is een beetje krokodillentranerij. Je moet niet alleen denken vanuit de taal, maar over hoe je een gebied als geheel wilt ontwikkelen.”
Een land heeft niet de plicht om zijn kleine talen te beschermen?
“Dat wil de Europese Unie wel een beetje, maar ik vind het lastig om van plichten te spreken. De Zwitsers hebben zoiets geprobeerd met het Reto-Romaans, een kleine taal die in vijf bergvalleien wordt gesproken. Het aantal uitgegeven Zwitserse franken per spreker van het Reto-Romaans is enorm! Ze krijgen alle steun die ze maar willen, er zijn woordenboeken… Maar of het daarmee lukt om die taal in stand te houden?
Je hebt wat ik zondagmiddagtalen noem. Talen die je vooral gebruikt voor bijzondere gelegenheden. Het Provençaals is een goed voorbeeld, en als je niet oppast gebeurt hetzelfde met het Fries. Er wordt veel aan taalbehoud gedaan, maar veel Nederlanders hebben er een minachtend idee over. In mijn colleges vraag ik weleens of het Nederlands op termijn het Fries van Europa zal worden. Dan weet iedereen gelijk wat ik bedoel.
Is Nederlands op de lange termijn ook ten dode opgeschreven, denkt u?
“Nee. Ik las ooit in begin jaren zeventig een interview met Wim Klooster, toen hoogleraar Nederlandse taalkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij vreesde dat het Nederlands in 2000 uitgestorven zou zijn. Het was de tijd van flowerpower, er kwamen Amerikaanse toeristen. Ik vond dat heel raar. Het is ook helemaal niet zo.
Je ziet nu veel verengelsing, maar dat gaat altijd in vlagen. Grammaticaal zien we nauwelijks iets wat met Engels te maken heeft, er zijn geen veranderende structuren. Je ziet wel een klein beetje betekenisverschuiving. Bijvoorbeeld van het woord controleren. Vroeger betekende dat alleen: ik moet even controleren of dit klopt. Nu betekent het ook ‘invloed uitoefenen’, een typisch Engelse betekenis. Maar ik denk dat het Nederlands een heleboel Engelse woorden ook weer verliest. Kijk naar voetbal. Vroeger had dat een beetje een elitair karakter, dat is er een beetje vanaf. Daardoor hebben we het nu niet meer over penalty en goal, maar over strafschop en doel.”
U sluit uw carrière af met het herschrijven van uw proefschrift over talen in Ecuador, nu in het Spaans en op basis van nieuw onderzoek. Kunt u nog geen afscheid nemen van de taalwetenschap?
Muysken fronst. Hij wijst naar boven, naar het dakraam in de verbouwde garage die nu zijn werkkamer is. “Wij hebben in de tuin een eekhoorntje, dat loopt hier over het dak. In de boom heeft hij een wintervoorraadje met hazelnootjes. Dit project is mijn hazelnootjesverzameling. Mijn houvast in barre tijden als ik niet meer naar mijn werk mag.”
Wie is Pieter Muysken?
Pieter Muysken (1950) studeerde Latijns-Amerikaanse Studies en Spaans aan het Amerikaanse Yale College en schreef zijn proefschrift over de indianentaal Quechua in Ecuador aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 2001 is hij hoogleraar taalwetenschap aan de Radboud Universiteit.
Muysken wordt internationaal gezien als toonaangevend in de creolistiek en tweetaligheid, taalverwerving en sociolinguïstiek. Zijn taalkundige analyse van het Quechua leidde tot tal van nieuwe inzichten.
In 1998 ontving Muysken een Spinozapremie van 1,5 miljoen gulden en in 2008 een ERC Advanced Grant van 2,5 miljoen euro voor zijn onderzoek naar de vraag hoe talen elkaar beïnvloeden. De jury van de Spinozapremie noemde hem ‘een van de productiefste en invloedrijkste taalkundigen in Nederland’.
Bron: https://www.trouw.nl/home/-aan-het-eind-van-deze-eeuw-is-het-aantal-talen-op-de-wereld-gehalveerd-~a6969ab2/