Adequate geschiedschrijving van Hindostaanse geschiedenis blijft essentieel

Roy Khemradj stelt In zijn recensie van het recente boek getiteld Miskend verleden dat Gowricharn nieuwe gezichtspunten aanreikt. Zo heeft Gowricharn berekend dat slechts een derde van de Hindostaanse contractarbeiders in Suriname is gebleven en niet tweederde. Gowricharn heeft het op pagina 28 echter over: “Het deel dat het potentieel gered zou kunnen hebben, is dus een fractie van dit derde deel. Kortom: het grootste deel van de immigranten heeft het niet gered.“

De vreemde conclusie dat het grootste deel van de Hindostaanse immigranten het niet gered heeft in Suriname is gebaseerd op een onjuiste berekening op pagina 27 van zijn boek. Ik acht het mijn plicht (farz) op grond van mijn kennis en kunde, maar vindt het ook essentieel dat een adequate geschiedschrijving plaatsvindt. Niemand is gediend met verwrongen beelden over de Hindostaanse geschiedenis en al dan niet bewust onjuiste berekeningen. Gowricharn heeft berekend hoeveel Hindostaanse contractarbeiders zijn gebleven In Suriname en nakomelingen hebben voortgebracht. Hij laat echter verschillende gegevens uit in mijn boek Hindostaanse contractarbeiders uit 2016 die hij wel heeft bestudeerd, bewust buiten beschouwing. Hij citeert daaruit alleen wanneer het hem van pas komt. Ik zal zijn omissies aantonen.

  1. Er zijn tussen 1873 en 1916 in Suriname 5.404 van 34.304 Hindostaanse immigranten gestorven. Het betreft echter een totale periode van liefst 44 jaar! In 1873-1874 zijn bijna 4.000 Hindostaanse immigranten overgebracht en de meesten waren tussen 20-30 jaar. Een 20-jarige uit1873 was na 40 jaar 60 jaar en 30-jarige was 70 jaar. Gelet op de toenmalige levensverwachting -lager dan 60 jaar- zijn velen in Suriname vanwege ouderdom (natuurlijke dood) gestorven. Mag je er van uitgaan dat deze personen het niet beter hadden in Suriname en mag je het totaal van 5.404 personen aftrekken van 34.304 immigranten en stellen dat zij niet in Suriname zijn gebleven? Nee!
  2. Er zijn in deze periode liefst 6.399 personen geboren. Wij kunnen er van uitgaan dat veel overledenen ook nakomelingen hebben voortgebracht die stamouders zijn geweest van families in Suriname. Je kunt ook in dit verband daarom 5.404 niet aftrekken van 34.304 aangekomenen om pas daarna te berekenen hoeveel personen nakomelingen hebben voortgebracht. Deze stamouders worden dus niet meegeteld en dat is een fout!
  3. Vervolgens trekt Gowricharn 11.341 terugkeerders naar India af van 34.304 aangekomenen. Er waren onder de terugkeerders ook stamouders die in Suriname zijn achtergelaten; meestal als jong kind of baby bij familie of bij personen die graag een kind wilden adopteren. Ik geef in mijn boek uit 2016 een voorbeeld van de stamvader van een grote familie (toevallig mijn maternale schoonouders). Ook dit is een miscalculatie!
  4. Van de 11.333 (of 11.341) terugkeerders moet 20% worden afgetrokken. Dat waren personen die in Suriname waren geboren, onder wie ook volwassenen. Zij zijn dus geen terugkeerders. Dat wordt het aantal: 11.333 – 2.267 = 9.066 terugkeerders. Dat betekent dat niet een derde van de 34.304 Hindostaanse contractarbeiders is teruggekeerd, maar ruim kwart! Gowricharn moet in zijn tabel 34.304 – 9.066 aftrekken en dat is 24.238 personen. Stel dat je ook nog daarvan is 5.404 overledenen aftrekt (ik vind dat discutabel) dan blijft 19.834 personen over. Dan is ruim meer dan de helft (58!) in Suriname gebleven; dus zijn aandeel van een derde is op drijfzand gebaseerd!
  5. Gowricharn neemt aan dat van de in Suriname gevestigden ongeveer een derde vrouw was. Dat klopt niet. Onder de aangekomenen was ongeveer een derde vrouw, maar onder de terugkeerders was dat slechts 20%. Er zijn dus verhoudingsgewijs meer vrouwen gebleven in Suriname en vrouwen baren de kinderen. Het belangrijke gegeven dat verhoudingsgewijs minder vrouwen zijn teruggekeerd staat uitgebreid in mijn boek Hindostaanse contractarbeiders. Het bewust negeren van dit gegeven is kwalijk! Hij heeft mijn boek bestudeerd, maar citeert alleen dat wat hem van pas komt.
  6. Vervolgens stelt Gowricharn dat 17.563 personen (51%) in Suriname zijn gebleven. Hij stelt dat in gezinsverband geleefd hebben11.709 en 5.854 niet in gezinsverband en dat deze groep ‘geen nazaten heeft voortgebracht.’ Dit klopt niet, want veel alleenstaanden en personen die toentertijd niet in gezinsverband hebben geleefd, hebben relaties gehad en kinderen voortgebracht! Sommigen waren vroeg weduwe omdat zij met oudere mannen trouwden en kinderen kregen en weer relaties met een andere man hadden en kinderen kregen. Er zij talloze voorbeelden van stamouders uit deze relatie. De moeder van de eerste Hindostaanse leider Sitalpersad Doobay was weduwe en kreeg een relatie met Dwarka Panday. Zij zijn stamouders geworden van deze familie. Gowricharn beweert dat slechts een derde deel, namelijk 11.300 alleen nakomelingen kan hebben voortgebracht en hij stelt dat velen uit deze groep ook nog ziek waren of zullen geen partner hebben gehad. Hoe de enorme bevolkingsgroei onder Hindostanen ondanks zijn vermeende lage aantallen zich heeft voltrokken, verklaart hij echter niet!
  7. Gowricharn beweert dat men het niet zo goed had in Suriname. Tijdens de contracttijd hebben zich echter 3.000 Hindostanen uit het Caribisch gebied gevestigd in Suriname, omdat het veel beter was dan in de omringende koloniën. Zij hebben zich vermengd. De stamvaders van grote families als Adhin (uit Guyana) en Narain (uit Jamaica) behoren tot deze groep.
  8. Veel van de terugkeerders hebben spijt gehad en geprobeerd terug te keren naar Suriname, omdat het beter was in Suriname. Het is slechts 10% gelukt om met een nieuw contract terug te keren naar Suriname.  Velen zijn achtergebleven in Calcutta en hadden heimwee naar de koloniën. in mijn boek is een apart hoofdstuk is gewijd aan terugkeer. Het is willens en wetens verzwijgen van deze gegevens is niet zuiver.
  9. Een ander deel, ongeveer 10% van de terugkeerders lukte om met een nieuw arbeidscontract in andere koloniën terecht te komen. Zo is de grootmoeder van de bekende voormalige secretaris –generaal van British Commonwealth, Sir S. Ramphal die met de Lalla Rookh was aangekomen, teruggekeerd naar India. Daarna is ze weer gemigreerd naar Guyana. Er zijn Hindostanen van andere koloniën naar Suriname gekomen, omdat men hoorde dat het beter was in Suriname. Mijn maternale overgrootouders zijn bijvoorbeeld na gediend te hebben in Mauritius naar Suriname gemigreerd.
  10. Het aantal terugkeerders als bewijs aanvoeren dat het niet veel beter was in Suriname dan in het toenmalige India, zoals Gowricharn dat doet is ook onjuist. De meeste Hindostaanse contractarbeiders waren als tijdelijke arbeidskrachten gemigreerd om geld te verdienen en te sparen om daarna terug te gaan. Velen zijn in hun opzet geslaagd en hebben heel zuinig geleefd en zijn met gespaard geld teruggekeerd. Dat ze geld hebben kunnen sparen geeft juist aan dat het beter was in Suriname dan in het toenmalige India! En degenen die zich hebben gevestigd, hebben de kansen gepakt en zijn gaandeweg vooruitgekomen. De enorme bevolkingsgroei onder Hindostaanse bevolking -ook vergeleken met andere koloniën- is het bewijs dat het zoveel beter was in Suriname.

De vraag is waarom Gowricharn deze controversiële berekening heeft gemaakt. Hij is immers een intelligent persoon. Hij wilde echter bewijzen dat het niet zoveel beter was in Suriname dan in het toenmalige India. Want hij bestrijdt de zogeheten ‘Girmitiya ídeologie’ die volgens hem ten onrechte stelt dat de Hindostaanse immigratie een succes was. Maar om zijn gelijk te halen heeft Gowricharn bepaalde gegevens genegeerd of verzwegen en het boek Sarnami Hindostani 1920-1960 uit 2012 over gemeenschapsvorming onder Hindostanen genegeerd. Dat getuigt niet van wetenschappelijke integriteit.

  Chan E.S. Choenni