Antihindostanisme als cement van de postkoloniale natiestaat (deel 1)
Vandaag ga ik een stapje verder met de uitwerking van ideeën over natievorming. Het gaat hier om een paradigmaverschuiving, een andere manier van denken over de rol van de staat bij de vorming van de Surinaamse natie.
De eerste stap van deze paradigmaverschuiving was de omkering van het motto van Jnan Adhin en Frank Essed.
Hun motto luidde: “Eenheid in Verscheidenheid”. Ik keerde dit motto om en maakte er “Verscheidenheid in Eenheid” van. Heel in het kort houdt dit in dat integratie niet voornamelijk gaat over interculturele communicatie en opvoeding tot verdraagzaamheid, maar in de eerste plaats over politieke betrokkenheid bij de oplossing van problemen in de samenleving. Het model van Jnan Adhin en Frank Essed is een harmoniemodel. Het nieuwe model is gericht op het beheersen van politieke conflicten.
Bij de “Eenheid in Verscheidenheid” van Adhin en Essed moest de eenheid gezocht worden in de verscheidenheid van belangen en tradities. Dat is een proces van interculturele communicatie. Ik ga bij “Verscheidenheid in Eenheid” uit van een vooraf bestaande politieke eenheid, de staat. De eenheid is van tevoren gegeven met het staatsverband. Naar eenheid hoeft niet gezocht te worden. De eenheid is er. Binnen die eenheid kunnen we zo verscheiden zijn als we willen, zonder ons zorgen te maken over waar onze eenheid zich precies bevindt.
We hoeven ons geen zorgen te maken over onze verscheidenheid, het zal onze eenheid nooit kunnen schaden.
Een kleurenblinde staat
Jnan Adhin en Frank Essed vonden het belangrijk dat de staat etnisch neutraal en kleurenblind is. De staat moet middels onderwijs en werkgelegenheid zorgen dat individuen van alle etnische groepen gelijke kansen krijgen om mee te doen, vooral in het bestuur van het land en op hoge posten in de maatschappij. Jnan Adhin en Frank Essed, volksjongens die beiden door onderwijs en studie opklommen, hadden veel geloof in de emancipatie van achtergestelde groepen door onderwijs. Ook ik zie de noodzaak van een staat die gelijke kansen garandeert, maar dan meer als een door allen gedragen stel van afspraken over het uitvechten van belangenconflicten. Eenheid is een afspraak.
Ideologie van gouverneurs
“Eenheid in Verscheidenheid” was en is nog steeds de dominante ideologie over natievorming in Suriname. Velen denken dat deze ideologie een nationalistische oorsprong heeft, maar het was de ideologie waarmee de gouverneurs te werk gingen vanaf de afschaffing van de slavernij. “Eenheid in Verscheidenheid” is een tak aan de stamboom van het liberalisme, de ideologie van vrijheid en gelijkheid, die vanaf de revoluties van 1848 de dominante Westerse politieke ideologie werd. Officieel paste racisme niet in deze ideologie. Maar er werden aanpassingen gemaakt voor de situatie in de koloniën. Het motto “Eenheid in Verscheidenheid” werd gehanteerd door de witte grondleggers van de Unie van Zuid-Afrika (1910) en werd later uitgangspunt van het apartheidsysteem dat in1948 (!) werd ingesteld..
Verdeel en heers
De ambitie van de koloniale staat was imperialistisch: een pluraliteit van naties te verenigen onder een gemeenschappelijk ethico-politiek uitspansel van vrijheid en gelijkheid. De koloniale staat Suriname ontwikkelde zich stapsgewijs onder de regie van de koloniale regering in de richting van een volwaardige staat naar het model van de natiestaten in Europa. En het moet gezegd: het lukte de koloniale overheid aardig om de vrede te bewaren in het land. “Verdeel en heers” was de strategie. En dit niet alleen in de negatieve zin van het woord, in de zin van mensen tegen elkaar opstoken en uitspelen. Het koloniaal bestuur paste verdeel en heers ook in de positieve zin toe. Ze verdeelden grond, concessies, openbare werken, onderwijs en gezondheidszorg. Als vreemdelingen waren gouverneurs in een positie van neutraliteit en afstandelijkheid ten opzichte van de verschillende etnische groepen. Een vreemdeling als staatshoofd had het voordeel dat hij voor alle naties in de multinationale samenleving minder problematisch was dan een staatshoofd afkomstig uit een van de naties.
Ethische Politiek
Het was de taak van de koloniale overheid om achtergebleven en primitieve volkeren te beschaven en op te voeden. De “White man’s burden”. In Nederland werd deze gedachtengang tot uitdrukking gebracht in de “Ethische Politiek”. Dat was de naam van de nieuwe koloniale politiek die in 1901 werd ingevoerd door de koninkrijksregering onder leiding van Abraham Kuyper. Het koloniaal bestuur diende zich voortaan te bekommeren om het welzijn van de onderdanen in de koloniën. Het doel van de “Ethische Politiek” was de volkeren van de koloniën op te voeden tot economische en politiek zelfstandigheid.
De Tweede Wereldoorlog en de daarmee gepaard gaande verheviging van de bevrijdingsoorlogen in de koloniën, gooiden roet in het eten van de nieuwe “ethische” koloniale politiek. De koloniale imperiums van Engeland, Nederland en Frankrijk stortten in elkaar. Suriname werd onderwerp van een beleid gericht op de versnelde afbouw van de koloniale staat. Suriname onderging een van boven opgelegde politieke revolutie. Vanaf 1948 kon iedereen naar de stembus.
Van naties naar politieke partijen
De bekroning van vijftig jaar “Ethische Politiek” was de instelling van een politiek systeem naar het model van de Westeuropese parlementaire democratie in 1948. De naties van Creolen, Hindostanen, Javanen, Bosnegers, Indianen, allen met hun eigen culturen, talen en woongebieden, allen met een specifieke rol in de koloniale samenleving, werden overhaast samengeperst in een eenheidsstaat. De naties van de koloniale tijd werden de politieke partijen in de republiek. De naties werden opgeheven en omgezet in politieke partijen. Dit veroorzaakt een toestand van permanente raciale polarisatie in Suriname. Deze polarisatie kan niet door de politiek worden overwonnen, omdat het systeem juist door deze polarisatie in stand wordt gehouden. De twee grote categorieën van tegenstellingen in de samenleving (die tussen naties en die tussen klassen) worden door het postkoloniale politieke systeem niet effectief beheerst.
De natiestaat Suriname is niet in staat de relatie tussen de naties in het land te managen zoals de koloniale staat dat deed. Maar ook voor de beheersing van klassentegenstellingen heeft de natiestaat Suriname geen goed instrumentarium, omdat het systeem bestaat bij gratie van raciale polarisatie.
De koloniale staat was een racistische staat. De maatschappelijke orde was gebaseerd op een hiërarchie van rassen. Aan de top de witte Europeanen, daaronder de Joden, gevolgd door de lichtkleurige Creolen (“gekleurden”) en de zwarte Creolen (“negers”). De hiërarchie van ras liep tot op zeker hoogte parallel met klasse. Als je Hindostaan was, dan was je in de meeste gevallen een kleine landbouwer. Was je “gekleurd” dan behoorde je vaak tot de ambtenarij. Onderin de ranglijst stonden de Hindostanen en de Javanen, niet veel hoger dan de Bosnegers en de Indianen. Ras, klasse, geografische lokatie en mate van assimilatie door de Europese cultuur (bijvoorbeeld vaardigheid in de Nederlandse taal) bepaalden de rangorde van mensen in de koloniale samenleving. In het proefschrift van E.K.Marshall “Ontstaan en ontwikkeling van het Surinaams nationalisme. Natievorming als opgave” (2003) trof ik bijgaande figuur aan die een schets geeft van de gelaagdheid van de koloniale samenleving rond 1950, ongeveer de tijd waarin ons huidige politieke systeem van start ging.
Behalve van ras en klasse was er ook een hiërarchie van woongebieden. De hiërarchie van stad, district en binnenland, die ook vandaag nog intact is. Het land werd door de kolonialen georganiseerd rond het bestuurs- en handelscentrum Paramaribo. De plantages in de districten stonden onder Paramaribo. Hoe verder van Paramaribo, hoe minder de mensen betrokken waren bij de educatieve en sociale ontwikkelingsprojecten van de koloniale overheid. Wie goed Nederlands sprak kon al deze rangenstels passeren en carriere maken in de samenleving, zoals Jnan Adhin en Frank Essed lieten zien.
Natiestaat bij gratie van antihindostanisme
Toen de witte top van de samenleving verdween namen de “gekleurden” de macht over. Dat was begrijpelijk want zij waren volgens de vier rangenstelsels de volgende in rang. Zij waren licht van kleur, zaten in de leidinggevende beroepen, woonden in Paramaribo en spraken goed Nederlands. Hun grootste politieke probleem was het behouden van de creoolse culturele , economische en politieke hegemonie tegenover de groeiende massa van de ‘hindostanen”. De natiestaat die tot stand gebracht werd in 1948 was een creoolse staat, die net zo racistisch was als de koloniale staat. Deze natiestaat bestaat bij de gratie van raciale polarisatie, meer in het bijzonder bij de gratie van het anti-hindostanisme.
Wat is anti-hindostanisme ?
Antihindostanisme is meer dan het racisme van alledag. We hebben allemaal onze racistische voorstellingen over mensen van andere bevolkingsgroepen. Antihindostanisme gaat daar bovenuit. Antihindostanisme is een politieke ideologie, die blijkt uit het taalgebruik van politici. Dit taalgebruik wortelt diep in de koloniale tijd, toen de creoolse middenklasse van Paramaribo zich via haar vertegenwoordigers in de Koloniale Staten en via stukken in de kranten verzette tegen de immigratie. Dit taalgebruik werd aangescherpt in de strijd van de creoolse middenklasse tegen de “privileges” die de gouverneurs aan de de immigranten verleenden, zoals zetels in de Koloniale Staten, grondpapieren en wetten om hun culltuur te beschermen (de Aziatische huwelijkswetgeving). De NPS verzette zich tegen het algemeen kiesrecht omdat zij de immigranten daarvoor nog niet rijp vond. De immigranten waren nog niet voldoende geassimileerd tot Surinamers, vond men. Daarna, in de periode op weg naar de staatkundige onafhankelijkheid, ontwikkelde dit taalgebruik zich verder.. De voornamelijk creoolse voorstanders van de onafhankelijkheid gaven de toenmalige politiek leider van de hindostanen, Jagernath Lachmon, de bijnaam “Latch van Oranje”. Deze bijnaam gaf aan dat de hindostanen onder bakra basi wilden blijven.
Andre Misiekaba formuleerde de kern van deze ideologie toen hij in 2015 op een massameeting van de NDP te Latour uitriep dat mensen niet op V7 moesten stemmen omdat anders die koelie Chan Santokhi president zou worden en het land weer teruggebracht zou worden onder bakra basi. Zo wordt verteld dat de Hindostanen uit zijn op de macht in dit land om de Creolen te onderdrukken.
De ideologie van het anti-hindostanisme is een van de grootste bedreigingen van natievomring in Suriname. Een volgende keer ga ik dieper hierop in, met name op de eigen bijdrage van de hindostanen aan het antihindostanisme.
Paramaribo 9 april 2020
Wim Bakker, voorzitter SetiSRnan, wjbakker@sr.net
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!