Boeken om het Sarnámi te bestuderen

De geschiedenis van taalkundige werken over het Sarnami gaat terug tot de beginjaren 60 van de vorige eeuw, hoewel er eerder wel het een en ander over is neergeschreven wat in de archieven bewaard is gebleven. Grammatica’s, woordenboeken en lesboeken zijn gepubliceerd, aan beide zijden van de Atlantische Oceaan. Wel valt op dat de meeste productie van in Nederland wonende Hindostanen komt.

In de jaren 70 ontstond het Sarnámie kollektief Jumpa Rajguru als taalemancipatiebeweging. Dat was in het kielzog van Wie Eegie Sanie, in de jaren 50 van de vorige eeuw ontstaan om de creoolse cultuur te herwaarderen. Net als vrijwel elke taalemancipatiebeweging begonnen liefhebbers van het Sarnami te dichten in deze taal. Maar in onze wereld krijgt een taal vooral aanzien als die op schrift wordt gesteld. Boeken die de taal regelen. Want wat is een taal zonder officiële grammatica en spelling? Om bijvoorbeeld naast de gestandaardiseerde concurrent Hindi te kunnen staan, moesten er grammatica’s, lesboeken en woordenboeken komen en een officiële spelling.

Al in 1964 maakte de bekende wetenschapper en intellectueel Jñán Adhin een begin met de uitgave van een Geromaniseerde spelling van het Sarnami Hindustani ( Surinaams-Hindistaans). In 1986 werd die officiéle Sarnámispelling bij wet vastgelegd. Sindsdien gebruiken Sarnámidichters en de enkelen die in het Sarnámi schrijven deze spelling. In de jaren voor die vastlegging – en ook nu nog, te zien op sociale media – hanteerde men vaak een spelling die overeenkwam met die van het Nederlands. Bijvoorbeeld in Ghoeme khaatien poestak – Wegwijs in Sarnami Hindostani, uitgegeven in 1979 door het Instituut voor Taalwetenschap in paramaribo. Dit is een hoe en wat- gidsje, met handige woorden en korte zinnetjes, net zoals je die nu nog in vele talen vindt. De vertaling zijn naar het nederlands, Engels en Sranantongo. Als je het leest, krijg je het idee dat het bestemd is voor plaatsen waar Sarnámisprekers geen andere talen beheersen. Maar de bedoeling is leuk en het geeft de mogelijkheid om snelle vergelijkingen te maken. Het is dan ook een zeer toegankelijk werkje. In 1985 verscheen Sarnámi byákaran, een uitgave van een bijvakscriptie van Motilal Marhé. Dit is een omschrijvende grammatica die echter niet de gehele grammatica beslaat, maar dat was ook niet de pretentie. Het werkt is intressant omdat het de geschiedenis van de taal weergeeft, met vergelijkingen naar de taalvarianten van de contractanten. Dit werk werd in nederland uitgegeven door de Stichting voor Surinamers. Een heruitgave laat op zich wachten, hoewel het ook te downloaden is. Vlak erna, in 1986, werd ook een lesboek uitgegeven: Ká Hál, door de indoloog dr. Theo Damsteegt en de dichter Jit Narain. Dit lesboek bevat taallesjes zoals je die verwacht in een zelfsstudieboek, maar het is ook te gebruiken om lessen mee te verzorgen. Helaas zit er geen geluidsmateriaal bij. Wel is het in 2005 opnieuwe uitgegeven, en is het ook in Suriname te koop tegen een zeer schappelijke prijs. De eerste druk vond in Den Haag plaats, het district van Jit Narain. Ook woordenlijst en woordenboeken volgden. Het summer Institute of linguistics bracht in 1991 in Suriname een woordenlijst uit van het Sarnámi. In 2003 publiceerde cultuurman ( wijlen) Eugéne Ramdin Mesla aur kahawet, een verzameling van 76 pagina’s aan spreekwoorden en gezegden in het Sarnami, met vertaling naar het Nederlands. Voor het gemak van de lezer, gebruikte hij niet de officiële spelling maar één die dichterbij de spellingkennis van de lezer ligt, in 2004 en 2006 gaven Eline Santhoki en Lydius Nienhuis in Nederland een woordenboek Sarnámi-Nederlands uit en er kwam een boek met 500 Sarnámispreekwoorden en gezegden. En last but not least: Rabin Baldewsingh, Sarnamiliefhebber van het eerste uur, schreef twee dikke pillen aan Sarnámi. Hij kwam deze verzamelde taalrijkdom presenteren in Suriname. Hij is overigens ook een van de schaarse Sarnámischrijvers die boekjes in de taal publiceert, zoals de novelle Stífá ( ‘Afscheid’) en recentelijk nog Reeberg.

Bron: DWT