Overeenkomsten tussen de Inheemse/ Javaanse cultuur en de Hindustáni cultuur

Dit artikel is geschreven i.v.m Dag der Inheemsen en Dag der Javaanse Immigratie op 9 augustus

Er zijn veel overeenkomsten tussen de Inheemse en de hindu-Hindustání cultuur!

Volgens de meeste historici zijn de voorouders van de Inheemse volkeren in de Amerika’s afkomstig uit Azië, en volgens velen uit een gebied in of niet ver van Groot-India en zij hadden een Indische of aan de Indische cultuur verwante cultuur. Er zou ook al duizenden jaren via de oceaan contact zijn tussen de Inheemsen en de Indiërs.

Enige inheemse volken in Suriname spreken/ spraken een taal die nauw verwant is met het Sanskrit. Volgens een Indiase Sanskritgeleerde die Suriname had bezocht, is het Arowaks nauw verwant met het Sanskrit. Hij kon de taal verstaan, weliswaar met veel moeite. ‘Arowak’ zou komen van ‘Árya Wáksh’ (Edel Volk). De Arowakken noemen zich ‘Lokono’, wat ‘mensen’ betekent. Vergelijk met de Sanskrit/Hindí/Sarnámíwoorden: ‘lok’ en ‘log’. Bij de geschiedenisles op school hebben velen geleerd dat de naam van ons land ‘Suriname’ mogelijk/waarschijnlijk afgeleid is van de naam van een oude Inheemse stam: ‘Surinen’. Volgens geleerden waren zij vereerders van de Súrya (Zon) en Indra. ‘Suriname’ betekent dus eigenlijk: ‘land van de vereerders van Súrya en Indra’. Er zijn in de Amerika’s in en buiten tempels van Inheemse volkeren (Maya’s, Azteken, Inca’s) afbeeldingen en beelden gevonden van hindu avatár’s/devatá’s, o.a. van Shiva, Vishṇu, Hanúman, Gaṇesh, Váman, Buddha.

Hanumán in een Maya-Inheemse tempel in Midden-Amerika (Maya kan afgeleid zijn van Mayásura, schoonvader van Rávaṇa en architect van o.a. tempels)

Er zijn ook veel overeenkomsten tussen de Javaanse en hindu-Hindustání cultuur!

Via merendeels handelscontacten en buddhistische prediking is de Groot-Indiase cultuur in Indonesië gekomen en mengde met de daar aanwezige cultuur. In deze tekst wordt voor Javaanse woorden de officiële Romaanse spelling van het Javaans Surinaams gebruikt (toelichting aan eind artikel). De Javanen hebben ook een Rámáyaṇa en Mahábhárat, bij hen genoemd Ramayana en Mahat Payit. Verder zijn Ráma, Sítá, Hanumán en Krishṇa bij hen: Rama, Sinta, Hanuman en Krisna. Bij de Wayangopvoeringen ((schaduw) poppenspel) worden deze epen opgevoerd, ook op andere wijzen. In het Javaans, vooral in het Hoogjavaans, komen veel van Sanskrit afgeleide woorden voor: swarga- swarga/swarag, basa/bahasa (indonesia)- bháshá, pandita – panḏit, atma-átmá/átman, enz. Bij het begin en eind van tv-series en films op tv, waar er te zien is wie bij het maken van de serie/film betrokken zijn, zijn er veel woorden te lezen die sterk aan Sanskrit/ Hindí doen denken. De Javaanse familienamen in Suriname zijn voor het overgrote deel in het Hoogjavaans, dat voor een groot deel op Sanskrit teruggaat. Een voorbeeld: Kromowidjojo (Kramawijaya), de familienaam van Ranomi Kromowidjojo, oudwereldkampioen zwemmen. Deze naam is waarschijnlijk afgeleid van Karma Wijaya. Onder de Javanen in Suriname zijn een behoorlijk aantal hindú’s en buddhisten, waarvan een groot deel javanisten zijn.

Rama en Sinta, Ráma en Sítá

Uitspraak van gebruikte letters: a als a in appel, a aan eind van lettergreep als o in pot (in oren in Hoogjavaans), als i in ik en als i in idee, als oe, als g in good Engels), als j in jaar

Bronnen: Hindu America- Chaman Lal, Zo leer ik HINDIE LEZEN- drs. (Chandrabhan) N. Marhé, gesprek met een Javanist, en andere bronnen

Atma Jagbandhan

9 augustus: Nág Pancamí

Het is een festival waarbij religieuze hindú’s in sommige delen van India levende nága’s (m.n. cobra’s) of afbeeldingen daarvan vereren.
Pancamí is de vijfde dag van de lichte helft van de maand shrávaṇ (juli/augustus).

Brahmá is het scheppend aspect van het heelal.
De kracht waarmee Brahmá het heelal draagt, heet Shesha Nág (slang).
Vishṇu, het onderhoudend aspect, houdt het heelal in stand. Hij wordt vaak slapende op een slang uitgebeeld.
Ook Shiva, de vernietiger van al het kwade, draagt de slang om zijn nek. De mens ziet de slang over het algemeen als zijn vijand.

Men is bang voor de slang. Om de angst weg te werken en omdat men hem ook als een deel van de natuur beschouwt,
vereert men hem. Als onderdeel van de festiviteiten krijgt een Nága of slangengodheid, gemaakt van zilver, steen, hout of een schilderij een eerbiedig bad met melk en wordt hun zegen gevraagd voor het welzijn van het gezin.

Levende slangen, vooral cobra’s, worden op deze dag ook aanbeden, vooral door het offeren van melk. Er wordt aangenomen dat het aanbidden van slangen op deze dag Lord Shiva behaagt en geluk en voorspoed brengt.
De slang is ook een levend wezen en moet gerespecteerd worden. De symbolische betekenis van dit feest is, dat het karakter van de slang nl. tamoguṇa (woede, agressie, wreedheid) ook onder de mensen voorkomt.
Het is niet goed om wraak te nemen. Men moet geen kwaad met kwaad vergelden en zijn medemens kunnen
vergeven, zeker als die om vergeving vraagt.

Bron: diverse

21 juni: Internationale Yoga Dag

Ashtánga-yoga: De 8 ledematen van Yoga


Het woord ‘Yoga’ is afgeleid van de Sanskritwortel ‘Yuj’, wat ‘verenigen’betekent.
De beoefening van yoga leidt tot de vereniging van het individuele bewustzijn met dat van het universele bewustzijn, wat wijst op een perfecte harmonie tussen lichaam en geest, mens en natuur. Het doel van elke yoga- techniek is om de hoogste gelukzaligheid van extase in jezelf te ontwikkelen en daardoor je fysieke gezondheid en mentale welzijn te verbeteren.
In het westen, als we het hebben over yoga en yoga-scholen, denken we vaak aan het beoefenen van yogásana’s (lichaamshoudingen) en práṇáyáma (ademhalingsoefeningen) om de lichamelijke gezondheid en het mentale welzijn te verbeteren. Yogásana’s of ademhalingsoefeningen zijn echter slechts 1/8 deel van de Ashtánga-yoga, de acht ledematen van yoga, zoals uitgelegd door de auteur Patánjali.

Patánjali zette zijn definitie van yoga in de Yoga-sutra’s als het hebben van
acht ledematen ( Ashtánga: acht ledematen) alsvolgt uiteen:

  1. Yama:(5) ethische regels, gedragscodes
  2. Niyama: (5) Persoonlijke spirituele oefeningen
  3. Ásana’s: lichaamshoudingen om de gezondheid te verbeteren
  4. Práṇáyáma: ademhalingsoefeningen, regulering van Práṇa (levensenergie)
  5. Pratyahára: de aandacht naar binnen halen, de 5 zintuigen terugtrekken
  6. Dháraṇa: één gerichte aandacht binnen
  7. Dhyána: meditatie
  8. Samádhi: zaadloze staat, staat van extase of gelukzaligheid, van transcendentie/unie/vereniging.

Sommigen geloven dat dit 8 verschillende stappen zijn en dat we elke stap vele jaren moeten be-oefenen voordat we naar de volgende stap gaan, om uiteindelijk de 8ste stap te bereiken: Samádhi, de staat van extase of gelukzaligheid, van transcendentie, van vereniging. Enkele yoga-scholen be-oefenen gewoon een deel van deze 8 stappen, zoals
alleen Yogásana’s en Práṇáyáma. Mahárishi Mahesh Yogi, grondlegger van de Transcendente Meditatie (TM)-techniek, legde uit dat deze 8 ledematen, 8 takken van één boom zijn en dat Samádhi de allereerste ervaring door TM zou
moeten zijn. “Een wijze tuinier verspilt geen tijd met het water geven aan de bladeren, bloemen of vruchten van de boom, maar hij geeft water aan de wortels van de boom, zodat elk aspect van de boom zich gelijktijdig ontwikkelt”, legde Mahárishi uit. De gevorderde TM Siddhi- technieken komen ook van Patánjali, die hij in zijn boek, “Samyama” noemt: het simultaan beoefenen van Dháraṇa, Dhyána en Samádhi. Mahárishi legde uit, dat je een bepaalde gedachte (een Siddhi- sutra) moeiteloos moet denken en dan “loslaten” in het Transcendente Bewustzijn.


Ian G. Thijm, Bsc, MBA, Gecertificeerd TM Docent

5 juni: Ápravásí Divas

Hindustanen: van contractarbeider naar kleinlandbouwer

Met de aanvoer van Hindustaanse contractarbeiders uit Brits-Indië begon een van de meest belangrijke immigraties voor Suriname. Na de afschaffing van de slavernij waren de Hindustanen van groot belang voor de plantages. Het gat van de weggetrokken slaven moest immers gevuld worden.

Op 5 juni 1873 arriveerde het eerste zeilschip met Hindustanen in Suriname, genaamd de “Lalla Rookh” (betekent roze wang). Aan boord bevonden zich 399 personen. Hierna werden nog vele malen Hindustanen naar Suriname gehaald. De Hindustaanse immigratie liep van 5 juni 1873 tot en met 24 mei 1916 en kwamen er in totaal 64 schepen met 34.304 immigranten. Elk van deze contractanten diende vijf jaar op de plantage te werken en waren daarna vrij om naar India terug te keren op kosten van de kolonisator. Degenen die zich in Suriname voorgoed vestigde, kreeg van de kolonisator een bedrag ad. 100 gulden en verder een stukje grond toegewezen. Van deze contractanten zijn maar 11.512 teruggekeerd naar India. Dat wil zeggen dat tweederde deel in Suriname is gebleven.   

In het begin was het moeilijk voor de Hindustanen om zich aan te passen, gezien er een een andere taal en cultuur was in Suriname. Zodoende traden de Hindustanen vaak in sociaal isolement. Ondanks dat waren de Hindustanen onontbeerlijk voor de plantagelandbouw geworden en bond de overheid ze ook na hun contractperiode aan de landbouw. Later trokken de kleinhandel en de ambacht ook de aandacht van de Hindustanen. Als we kijken naar de periode tussen 1900 en 1945, dan hebben de Hindustanen zich op vele gebieden sterk ontwikkeld in Suriname. Veel geschoolde krachten zoals artsen en advocaten, zijn van Hindustaanse afkomst. Ook op economisch gebied zijn de Hindustanen niet stil blijven zitten. Veel bedrijven vandaag de dag zijn onder leiding van Hindustanen.
Bron: Sandesa

Weetjes over de Hindustaanse Immigratie

Het woord immigratie betekent dat je van een land in een ander land gaat wonen. Zo iemand wordt een immigrant genoemd. Dus de Hindustanen, die 151 jaar geleden uit India vertrokken om in Suriname te wonen en te werken, worden immigranten genoemd. Een emigrant is iemand die uit Suriname vertrekt om in een ander land te gaan wonen, bijvoorbeeld Nederland.

Na de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 werden arbeiders gehaald uit diverse landen om op de plantages te werken, de zogenaamde contractarbeiders. Zo kwamen ook Chinezen, Hindustanen en Javanen hier. Na hun contractperiode mochten ze terug naar hun land. Maar een deel koos ervoor om hier te wonen. 

Hun nakomelingen zijn wij allen die nu hier wonen. Daarom hebben wij alle bevolkingsgroepen in Suriname en spreken wij van een multi-etnische samenleving.

* Op 5 juni 2024 is het precies 151 jaar geleden dat de eerste immigranten uit India in Suriname aankwamen.

* Op 5 juni 1873 kwamen 399 immigranten aan met het schip, dat Lalla Rookh heette; dit woord betekent tulpenwangige. Naar dit schip is een straat genoemd, namelijk de Lalla Rookhweg. Aan deze straat staat ook het Lalla Rookhgebouw. 

* Het centrum, waar ze opgevangen werden, heette “koeli depot” en was gevestigd aan de Kleine Waterstraat.Daar staat nu ter herinnering aan deze plaats en aan onze voorouders het monument van “Baba en Mai” (vader en moeder).

 * De Hindustanen werden “koelis” genoemd.Het woord “koeli” komt van het Engels woord “coolie” en betekent “sjouwer”. In India zie je vooral op de luchthavens coolies, die helpen met het sjouwen van de koffers van de passagiers.

  * In 1916 kwamen de laatste 303 immigranten aan.

  * Van 1873 tot en met 1916 kwamen er in totaal 64 schepen naar Suriname met in totaal 34304 immigranten. Hiervan is ongeveer een derde  teruggekeerd naar India. De rest is gebleven in Suriname. De Hindustanen die dus nu en in Nederland hier wonen, zijn allemaal afstammelingen van die immigranten.    

Bron: Sandesa     

24 mei 2024: Nárada Jayantí

Nárada Jayantí is een belangrijk hindoeïstisch festival dat de geboortedag van de grote rishi (wijze) Nárada herdenkt. Het valt jaarlijks op de volle maan dag (púrnimá) in de maand Vaishakha volgens de Hindoekalender, die meestal in april of mei valt.

Nárada was de zoon van God Brahmá en Godin Sarasvati. Hij was een geleerde en devoot van Náráyaṇa (God Vishṇu). Hij is een beroemde figuur in de hindoeïstische mythologie, niet alleen bekend om zijn wijsheid, maar ook vaardigheid in muziek. Hij wordt beschouwd als de oudste boodschapper, de eerste journalist die alle 3 loka’s (werelden) nl. de svarga- (hemel), bhumí- (aarde) en pátál (onderwereld) loka elk moment kon bezoeken. Hij wordt vaak afgebeeld als een Goddelijk wezen met een viná (een soort snaarinstrument) in zijn handen en staat bekend om het chanten van de naam van Náráyaṇa.

Nárada is de verkondiger van de waarheid, omdat God Náráyaṇa de belichaming is van de waarheid. Nárada beschouwt alle creaties van God Vishṇu als gelijk, daarom voorziet hij iedereen van de waarheid.

Zijn geboortedag wordt daarom ook herdacht als eerbewijs aan de overwinning van de waarheid over corruptieve praktijken.

Tijdens Nárada Jayantí worden speciale pújá’s (gebedsdiensten) gehouden ter ere van Nárada, waarbij de gelovigen dankbaarheid tonen voor zijn wijsheid en de kennis die hij heeft doorgegeven aan de mensheid. Het is een dag waarop hindoes zich richten op spirituele groei en reflectie, en proberen om hun geest te zuiveren door middel van gebed en meditatie. Nárada’s liefde voor muziek wordt beschouwd als een belangrijk middel voor spirituele groei en bewustzijn, en daarom spelen muzikale optredens en voordrachten een belangrijke rol tijdens het festival.

Náráyaa  Náráyaa Náráyaa

 Bron: diverse

7 april: Wereldgezondheidsdag

Foto een poster voor werelddag in de werelddag

Over de hele wereld wordt het recht op gezondheid van miljoenen mensen steeds meer bedreigd. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft vastgesteld dat minstens 140 landen gezondheid in hun grondwet erkennen als een mensenrecht. Toch zijn landen er niet in geslaagd wetten aan te nemen en in de praktijk te brengen om ervoor te zorgen dat hun bevolking recht heeft op toegang tot gezondheidszorg. Dit onderstreept het feit dat minstens 4,5 miljard mensen – meer dan de helft van de wereldbevolking – in 2021 niet volledig gedekt waren door essentiële gezondheidszorgdiensten. 

Om dit soort uitdagingen aan te pakken is het thema voor Wereldgezondheidsdag 2024 ‘Mijn gezondheid, mijn recht’.

Het thema van dit jaar werd gekozen om op te komen voor het recht van iedereen, waar dan ook, op toegang tot hoogwaardige gezondheidszorgdiensten, onderwijs en informatie, evenals tot veilig drinkwater, schone lucht, goede voeding, hoogwaardige huisvesting, fatsoenlijke werk- en milieuomstandigheden, en vrijheid.

5 organisaties luiden het Holífeest in

Op zondag 24 maart hebben de NSHI, CUS, OHM, Yuvádal en Shri Krishna Mandir met kinderen en seniorenburgers het Phagwáfeest ingeluid. Om 3 uur vond de opening van de infobeurs plaats door de directeur van Volksgezondheid, drs. Rakesh Gajadhar Sukul. Op deze beurs waren een 35-tal sociale, culturele, spirituele en gezondheidsinfostands, waarbij het publiek ook de bloeddruk en het suikergehalte kon laten meten.

Het welkomstgebed verrichtte Sanatan Dharm-voorzitter, eerwaarde pt. Nitin Jagbandhan, waarna de CUS-voorzitter, Aniel Manurat, namens de organisatoren eenieder welkom heette. De minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, prof. Henry Ori, sprak de hoop uit dat wij al het negatieve in ons meeverbranden, als Holiká, en het goede na streven.

V.l.n.r. Sanatan Dharm-voorzitter pt. Nitin Jagbandhan, CUS-voorzitter Aniel Manurat, en de minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur prof. Henry Ori.

Diverse cautál-, zang-, tázá- en dansgroepen hebben opgetreden, alsook HumTum, de populaire Hindí Coverband uit Nederland. Ook vond de uitreiking plaats van Hindí- diploma’s aan de geslaagden van de Shri Krishna Mandir Lalla Rookhweg. Goederen verkregen van de Vrienden Groep Himmat en Stichting Women Society uit Nederland werden overhandigd aan behoeftige instellingen. Alle oudere gasten en kleine kinderen hebben genoten van de warme maaltijden, suikerspin, treintje rijden, popcorn, springkussen en ook van de warme bará’s en veggy snacks, klaargemaakt door de CUS- en OHM-dames.

Onder de gasten bevonden zich diverse prominenten uit de samenleving, de tweede secretaris van de Indiase Ambassade, en ook een groep Indiërs uit Bengaluru (Bangalore).

De Holiká Dahan o.l.v. de Shri Krishna Mandir werd vooraf gegaan door gebeden. De avond werd afgesloten met een leerrijke nátak (toneelopvoering) voor jong en oud. De organisaties blikken tevreden terug op een geslaagde activiteit met een grote opkomst.

Sfeerbeelden Phagwá Milan 2024

De opening van de infobeurs, waarbij ook aanwezig was de directeur van VG, drs. Rakesh Gayadhar Sukul.

Optreden van diverse cautál, zang, tázá en dansgroepen.

Uitreiking Hindí- diploma’s aan de geslaagden van de Shri Krishna mandir Lallarookhweg
Overhandiging van hulpgoederen o.a. door de minister van Onderwijs, prof. H. Orie.
Optreden van Hindi Coverband Hum Tum
Onder de gasten waren ook Indiers uit Banglore, die hier zijn ivm een project.
De Holiká verbranding olv de Shri Krishna mandir

24 maart/ 25 maart: Holiká Dahan/ Holí- of Phagwáfeest


De werkelijke betekenis: verbroederings-, overwinnings- en lentefeest

Het Holífeest werd ingeluid op 13 februari, de dag van Vasant Pancamí, het begin van de lente. Toen werd de castorolieplant (reṉṟ ke peṟ) in diverse buurten geplant. Rondom dat plantje werd een brandstapel gemaakt; deze wordt 40 dagen erna, op de dag van Holiká Dahan, dus op 24 maart, in brand gestoken. De plant stelt de prins Prahlád voor en wordt eerst verwijderd. De plant die intussen gegroeid is, maakt ons bewust van de groei die wij als mens dienen door te maken.

De brandstapel die in brand gestoken wordt, stelt Holiká voor. Het verhaal van Prahlád en zijn tante Holiká symboliseert het volgende:
Prahlád stelt de onstoffelijke ziel voor, van oorsprong zuiver en positief
– z.a. wij in werkelijkheid zijn
– in een diepe liefdevolle connectie met God (Prahlád was een devoot van God Vishņu). De tante, Holiká, stelt het lichaam en lichaamsbewust denken voor, de basis voor onzuiverheid en negativiteit. De ziel is onsterfelijk en het lichaam is sterfelijk. Het vuur van yoga, de vurige liefde, werd Gods beschermende kracht, waardoor uiteindelijk niet Prahlád verbrandde, maar Holiká: het goede overwon het kwade. Op deze dag worden wij dus eraan herinnerd dat wij onze negativiteit moeten verbranden/vernietigen. Het elkaar eerst besmeuren met de as de volgende morgen(dhúr uráwe), dus op de dag van Holí zelf, is als het ware het vrij worden, verschoond zijn van negativiteit, waardoor de volgende stap, het kleuren kan plaatsvinden: het gekleurd worden door Gods gezelschap. Het gebruik van gekleurde poeders en vloeistoffen bij het Phagwáfeest is afgeleid van de natuur, waarbij in de lente alles in bloei is met diverse geuren en kleuren. Het verdelen van mithái (zoetigheid) symboliseert het delen van onze deugden met anderen, door positieve acties te verrichten. De spirituele kant van dit feest wordt ook benadrukt door de cautál’s die gezongen worden. Sarasvatí Mátá wordt aangeroepen om ons te zegenen in de cautál: Devi Shárada sumiri manávo, hriday so jáni.

Verband Phagwá en het Hindustaans nieuwjaar: Met het Phagwáfeest begint niet het hindu nieuwjaar, zoals velen denken. De Holikáverbranding vindt plaats in de nacht van volle maan. Precies 14 dagen erna, op 9 april a.s., met nieuwe maan, start volgens de hindu jaartelling het jaar 2081.

**Holí is een vrolijk en uitbundig feest, maar moet ons tevens helpen op onze weg naar zelfrealisatie.

Lees meer

De werkelijke betekenis: verbroederings-, overwinnings- en lentefeest Het Holífeest werd ingeluid op 13 februari, de dag van Vasant Pancamí, het begin van de lente. Toen werd de castorolieplant (reṉṟ ke peṟ) in diverse buurten geplant. Rondom dat plantje werd een brandstapel gemaakt; deze wordt 40 dagen erna, op de dag van Holiká Dahan, dus op 24 maart, in brand gestoken. De plant stelt de prins Prahlád voor en wordt eerst verwijderd. De plant die intussen gegroeid is, maakt ons bewust van de groei die wij als mens dienen door te maken. De brandstapel die in brand gestoken wordt, stelt Holiká voor. Het verhaal van Prahlád en zijn tante Holiká symboliseert het volgende: Prahlád stelt de onstoffelijke ziel voor, van oorsprong zuiver en positief – z.a. wij in werkelijkheid zijn – in een diepe liefdevolle connectie met God (Prahlád was een devoot van God Vishņu). De tante, Holiká, stelt het lichaam en lichaamsbewust denken voor, de basis voor onzuiverheid en negativiteit. De ziel is onsterfelijk en het lichaam is sterfelijk. Het vuur van yoga, de vurige liefde, werd Gods beschermende kracht, waardoor uiteindelijk niet Prahlád verbrandde, maar Holiká: het goede overwon het kwade. Op deze dag worden wij dus eraan herinnerd dat wij onze negativiteit moeten verbranden/vernietigen. Het elkaar eerst besmeuren met de as de volgende morgen(dhúr uráwe), dus op de dag van Holí zelf, is als het ware het vrij worden, verschoond zijn van negativiteit, waardoor de volgende stap, het kleuren kan plaatsvinden: het gekleurd worden door Gods gezelschap. Het gebruik van gekleurde poeders en vloeistoffen bij het Phagwáfeest is afgeleid van de natuur, waarbij in de lente alles in bloei is met diverse geuren en kleuren. Het verdelen van mithái (zoetigheid) symboliseert het delen van onze deugden met anderen, door positieve acties te verrichten. De spirituele kant van dit feest wordt ook benadrukt door de cautál’s die gezongen worden. Sarasvatí Mátá wordt aangeroepen om ons te zegenen in de cautál: Devi Shárada sumiri manávo, hriday so jáni. Verband Phagwá en het Hindustaans nieuwjaar: Met het Phagwáfeest begint niet het hindu nieuwjaar, zoals velen denken. De Holikáverbranding vindt plaats in de nacht van volle maan. Precies 14 dagen erna, op 9 april a.s., met nieuwe maan, start volgens de hindu jaartelling het jaar 2081. **Holí is een vrolijk en uitbundig feest, maar moet ons tevens helpen op onze weg naar zelfrealisatie. Lees meer
De werkelijke betekenis: verbroederings-, overwinnings- en lentefeest Het Holífeest werd ingeluid op 13 februari, de dag van Vasant Pancamí, het begin van de lente. Toen werd de castorolieplant (reṉṟ ke peṟ) in diverse buurten geplant. Rondom dat plantje werd een brandstapel gemaakt; deze wordt 40 dagen erna, op de dag van Holiká Dahan, dus op 24 maart, in brand gestoken. De plant stelt de prins Prahlád voor en wordt eerst verwijderd. De plant die intussen gegroeid is, maakt ons bewust van de groei die wij als mens dienen door te maken. De brandstapel die in brand gestoken wordt, stelt Holiká voor. Het verhaal van Prahlád en zijn tante Holiká symboliseert het volgende: Prahlád stelt de onstoffelijke ziel voor, van oorsprong zuiver en positief – z.a. wij in werkelijkheid zijn – in een diepe liefdevolle connectie met God (Prahlád was een devoot van God Vishņu). De tante, Holiká, stelt het lichaam en lichaamsbewust denken voor, de basis voor onzuiverheid en negativiteit. De ziel is onsterfelijk en het lichaam is sterfelijk. Het vuur van yoga, de vurige liefde, werd Gods beschermende kracht, waardoor uiteindelijk niet Prahlád verbrandde, maar Holiká: het goede overwon het kwade. Op deze dag worden wij dus eraan herinnerd dat wij onze negativiteit moeten verbranden/vernietigen. Het elkaar eerst besmeuren met de as de volgende morgen(dhúr uráwe), dus op de dag van Holí zelf, is als het ware het vrij worden, verschoond zijn van negativiteit, waardoor de volgende stap, het kleuren kan plaatsvinden: het gekleurd worden door Gods gezelschap. Het gebruik van gekleurde poeders en vloeistoffen bij het Phagwáfeest is afgeleid van de natuur, waarbij in de lente alles in bloei is met diverse geuren en kleuren. Het verdelen van mithái (zoetigheid) symboliseert het delen van onze deugden met anderen, door positieve acties te verrichten. De spirituele kant van dit feest wordt ook benadrukt door de cautál’s die gezongen worden. Sarasvatí Mátá wordt aangeroepen om ons te zegenen in de cautál: Devi Shárada sumiri manávo, hriday so jáni. Verband Phagwá en het Hindustaans nieuwjaar: Met het Phagwáfeest begint niet het hindu nieuwjaar, zoals velen denken. De Holikáverbranding vindt plaats in de nacht van volle maan. Precies 14 dagen erna, op 9 april a.s., met nieuwe maan, start volgens de hindu jaartelling het jaar 2081. **Holí is een vrolijk en uitbundig feest, maar moet ons tevens helpen op onze weg naar zelfrealisatie. Lees meer