21 juni: Internationale dag van Yoga: Wat moet je moet weten om de Sutra’s te begrijpen (deel 2)
De grondlegger van Yoga, Ácárya Patánjali, heeft door middel van 196 sutra’s systematisch de weg tot eenwording/bevrijding beschreven. Sutra’s of aforismen zijn korte bondige uitspraken met een boodschap van wijsheid. De 196 verschillende sutra’s zijn verdeeld in vier verschillende hoofdstukken:
- Samádhi Pada, het pad van eenwording: hoofdstuk 1.
- Sádhana Pada, het pad van scholing: hoofdstuk 2.
- Vibhuti Pada, het pad van de ontwikkelende vermogens: hoofdstuk 3.
- Káivalya Pada, het pad van vrijheid: hoofdstuk 4.
Het tweede hoofdstuk van Patánjali, de Sádhana pada, is het deel dat zich richt op het externe gedeelte van de Yoga, ofwel het voorbereidende deel dat tot de werkelijke yoga-beoefening gaat leiden. In dit artikel wordt een onderstroom uitgelegd waardoor het gedachtegoed van Patánjali begrijpelijker wordt, om daarna makkelijker de Sutra’s te kunnen lezen.
Wat moeten we eerst weten om de Sutra’s te begrijpen?
Oorzakelijkheid van de emoties
Eerst dienen we te begrijpen wat de oorzakelijkheden zijn van al die stoornissen. De oorzakelijkheid van alle aandachtsvelden zijn onze emoties. Hieronder een beknopte uitleg over de bron van waaruit de emoties zijn ontstaan.
Wat is de mind [man] en wat zijn gedachten? Mind betekent golven van bewustzijn, en golven van bewustzijn noemen we gedachten. Wanneer adem (actieve energie) en gedachten (psychische energie) samenwerken, dan verschijnen er emoties in je hart. Emotie heeft een intrinsieke kracht welke je dwingt om in actie te komen. Deze kracht in de emotie is het resultaat van zowel bewustzijn als actieve energie. De adem is je actieve energie en je zintuigen zijn actief door je adem. Je mind wordt cognitieve kracht genoemd, dus als actieve en cognitieve krachten zich bundelen verschijnen er emoties in ons hart die ons dwingen tot handelen.
Universele liefde
Wanneer het universele bewustzijn ons intellect verlicht, dan wordt de natuur actief.
Het licht [bewustzijn] komt binnen bij je brahmacakra, wat de plek van het intellect wordt genoemd. Dan verschijnt beweging, leven, bewustzijn en het Ik-ben gevoel in je lichaam; de individualiteit verschijnt. Wanneer de natuur actief wordt zijn er twee bewegingen van adem en denken die in ons hart beginnen. Als we over het hart spreken in de geschriften is het niet het fysieke pompende hart, maar het yogi hart dat onder het kruinchakra zit, chidakasha genaamd. Liefde is het eigendom van dit hart. Deze zelfde liefde noemen we ook emotie. De zuivere vorm van emotie is de universele liefde. Wanneer de liefde gerelateerd is aan God noemen we het devotie, wanneer liefde gerelateerd is aan wereldse zaken noemen we het emotie. Om tot het goddelijke of het universele te komen hebben we kennis nodig. Zonder kennis kan men zich niet bewust worden van de universele oorzakelijkheid, kan emotie geen devotie worden. Emotioneel zijn is niet slecht, maar ongecontroleerde emoties zijn een bron van lijden.
Effecten van emoties
Indien we een verlangen hebben dat niet vervuld wordt ontstaat er teleurstelling, daarna ontstaat verdriet, dan geïrriteerdheid, dan boosheid en vervolgens agressie. Deze volgorde herhaalt zich telkens weer als een verlangen niet wordt vervuld. Wordt het verlangen wel vervuld dan ontstaat er hebzucht naar meer en wordt het een gehechtheid aan de ervaring welke steeds weer herhaald dient te worden.
Wanneer je liefde gerelateerd is aan je geliefde ontstaat er lust, wanneer het gerelateerd is aan je kinderen wordt het genegenheid, wanneer het gerelateerd is aan eten en drinken wordt het verlangen, wanneer het is gerelateerd aan weelde en luxe wordt het hebzucht, wanneer het gerelateerd is aan jouw vijand wordt het agressie; al deze vormen komen voort uit dezelfde vorm en dat is Liefde. Emoties creëren dus beperkingen en dat wat beperkingen creëert wordt de oorzakelijkheid van gehechtheid. Doordat we onze zintuigen op de wereld richten, creëren we dus een voedingsboden voor onze emotionele gehechtheid.
De strijd van de mind en het intellect
De mind [man], daar waar de gedachten en emoties zich thuis voelen, is in een constant gevecht met het intellect om de heerschappij van het leven. Het intellect zoekt op de lange termijn kennis en zou zich willen richten op het hogere universele zelf. De mind daarentegen is slechts geïnteresseerd in de snelle bevrediging van de zintuigelijke verlangens. Zolang het intellect de mind niet kan overheersen zal het de bediende zijn van de mind. De mind zal het niet zal laten zijn ding te doen totdat het intellect werkelijk opstaat om zijn rol op te eisen in het leven. Dit is de strijd tussen het lagere zelf en het hogere zelf.
De oorzaak van spanningen
Er is een reden voor al onze spanningen in de wereld. Omdat we denken dat we geluk en liefde in de wereld moeten zoeken richten we ons naar buiten, mede omdat ook onze zintuigen zo zijn afgesteld. Het doel ligt echter voorbij de objecten of personen waar we mee verweven en in interactie zijn. We zoeken een effect dat ten goede komt aan onszelf. Niet de objecten of personen zijn je zoektocht in de wereld, het zijn de effecten die je nastreeft. Indien deze effecten niet komen, zal je na verloop van tijd de personen of objecten verlaten en loslaten.
Binnen de bundeling en netwerken van spanningen proberen we een beheersbaarheid te behouden waardoor we zo goed mogelijk blijven functioneren. Het behoeft niet veel uitleg dat als er een constant ‘teveel aan spanning’ is, dit zijn uitwerking heeft op het emotionele en mentale, maar uiteindelijk ook op het fysieke functioneren. Het lichaam is de eindhalte waarin alle spanningen worden opgeslagen, al dan niet klaar om afgevoerd te worden. Kortom, bij een ‘over spanning’ van de gespannenheid ontstaan er op alle niveaus storingen en stagnaties die weer op hun beurt fysieke beperkingen of klachten met zich mee brengen. Hierdoor wordt bijvoorbeeld de adem verstoord of afgeremd of spannen de spieren zich met als gevolg stijfheid of andere ongemakken.
Wat te doen met zintuigelijke prikkels
De stroom van zintuigelijke prikkels kan het best worden beteugeld door het hogere zelf [intellect], maar we moeten er rekening mee houden dat het lagere zelf [mind/man] alles binnen laat komen als het bevrediging als resultaat oplevert. Zintuiglijke beheersing kunnen we ontwikkelen door richting te geven aan ons leven, doelen te stellen en waardes te geven aan levensprocessen. Op het moment dat wij een doel nastreven kunnen we alle keuzemogelijkheden daaraan relateren en van daaruit keuzes maken. Hierdoor zijn wij in staat om de buitenwereld te laten voor wat het is en onze verlangens omlaag te schroeven, zodat wij ongestoord in meditatie kunnen zitten.
Nu we de onderstroom van de filosofie begrijpen kun je met het tweede hoofdstuk van de sutra’s praktisch aan de slag.
Doel van de Sutra’s
Yoga is de oudste zelfstudiemethode die er is; een leraar is er om jou te helpen. Voordat de leerling begint met elke sutra te bestuderen is het goed om de onderstroom van deze filosofie te begrijpen.
In het tweede hoofdstuk van Patánjali wordt gesproken over het praktische pad voor de beoefenaar. De eerste vijf treden van het achtvoudige pad (yam, niyam, ásan, práṇayám, pratyahár, dhyán, dháraṇa, samádhi) worden hier uitgebreid behandeld om de leerling inzicht te geven in het hoe en waarom van dit pad. Dit hoofdstuk geeft de leerling richting hoe het leven ingericht kan worden en hoe hij of zij het leven zou kunnen beleven als deze aanwijzingen worden opgevolgd. Voor de een kan het dogmatisch overkomen en voor de ander kan het als richtingaanwijzer fungeren om zelf te kiezen hoe intensief of rustig ermee aan de slag te gaan. Hoe intens het in het eigen leven te integreren. Patánjali heeft de onderstroom ofwel het gedachtegoed van deze vedische kennis in zijn geheel doorgrond, op basis waarvan hij deze prachtige Sutra’s kon schrijven. Dit geeft Taimni zeer beknopt weer in de laatste Sutra van het tweede hoofdstuk.
2.55 ‘Tatah parama vasyatendriyanam’
dan volgt de hoogste heerschappij over de zinnen.
‘Allereerst moeten door de Yama-Niyama de emotionele stoornissen, die te wijten zijn aan morele gebreken in iemands aard geëlimineerd worden. Vervolgens moeten door het beoefenen van de Ásana de stoornissen die in het fysieke lichaam ontstaan geëlimineerd worden. Dan komen de stoornissen veroorzaakt door de onregelmatige of onvoldoende stroming van levenskracht in het Práṇa-omhulsel. Dit alles wordt volledig weggewerkt door de beoefening van Práṇayama. En ten slotte wordt door Práṇayama de voornaamste bron van stoornissen, komend van de zintuiglijke organen, uit de weg geruimd. Zodoende wordt de uitwendige [uiterlijke] Yoga, Bahiranga, tot stand gebracht en dan kan de Sádhaka de verdere trappen van innerlijke Yoga, Antaranga betreden.’
Bron: artikel Ron van der Post, yoga-leraar