Concordantiebeginsel

Kort geleden hoorde ik tijdens een actualiteitenprogramma op de radio een interessante discussie tussen twee bekende juristen over het al dan niet toepasselijk zijn van het concordantiebeginsel in deze tijd.
Voor de niet-jurist moet eerst uitgelegd worden wat dit beginsel inhoudt.
Het woord concordantie komt uit het Latijn. Concordantia betekent letterlijk; overeenstemming. Vóór de onafhankelijkheid van Suriname gold het concordantiebeginsel voor Suriname, aangezien ons land deel uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden.
De desbetreffende landen dienen volgens art. 39 Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in het ‘burgerlijk en handelsrecht, de burgerlijke rechtsvordering, het strafrecht, de strafvordering, het auteursrecht, de industriële eigendom, het notarisambt, zomede bepalingen omtrent maten en gewichten’ de wetgeving ‘zo veel mogelijk’ op overeenkomstige wijze te regelen. Afwijkingen zijn mogelijk, mede op grond van andere maatschappelijke omstandigheden.
Het principe waar het om ging was dat het Surinaamse recht zoveel mogelijk gelijkluidend moest zijn aan het Nederlandse recht. Maar ook dat de Surinaamse rechtspraak zoveel mogelijk gebaseerd moest zijn op wat gold in de Nederlandse jurisprudentie. Met name de arresten (uitspraken) van de Hoge Raad golden ook als gezaghebbend voor de Surinaamse rechtspleging.
Uiteraard was het niet mogelijk dat er op alle gebieden concordantie was tussen de Nederlandse en de Surinaamse wetgeving, omdat de Surinaamse samenleving op vele punten anders gestructureerd is dan de Nederlandse. Maar ook de samenstelling van de bevolking en de culturele- en religieuze gebruiken zijn verschillend.

In 1940 werd bijvoorbeeld door Gouverneur Kielstra de zgn. Aziatische Huwelijkswetgeving ingevoerd die onbekend was in Nederland. Maar ook op het gebied van bijv. het eigendomsrecht waren er verschillen tussen moederland en gebiedsdeel. Zo kent Suriname het begrip allodiale eigendom en erfelijk bezit, dat niet van Nederlandse herkomst schijnt te zijn, maar waarschijnlijk zijn wortels heeft in het Engelse recht dat vóór 1667 en tijdens het Engels tussenbestuur (1804 – 1816) in Suriname van toepassing was. Dit zijn slechts enkele voorbeelden, maar dat neemt niet weg dat het Surinaamse recht een afgeleide is van het Nederlandse recht. Dit laatste rechtsstelsel is (voor wat het burgerlijk recht betreft) weer gebaseerd op de Franse Code Civil, tot stand gekomen in 1804. De roemruchte Napoléon Bonaparte geldt als de geestesvader van dit wetboek, dat daarom ook bekend staat als de Code Napoléon. Als voorbeeld hiervoor heeft echter weer gediend het Romeinse privaatrecht dat in de middeleeuwen als voorbeeld gediend heeft voor alle wetboeken op het vasteland van Europa. De landen die de zgn. Receptie van het Romeinse recht hebben ondergaan staan bekend als code civil landen (Civil Law).
Groot Brittannië heeft geen receptie gekend van het Romeinse recht, maar heeft een eigen rechtshistorische traditie die primair op de rechtspraktijk is gebaseerd. Er wordt in principe niet gewerkt met wetboeken, maar met rechtersrecht (jurisprudentie). De Britse traditie staat bekend als Common Law.
Civil Law en Common Law staan dus tegenover elkaar, ook al hebben zij op bepaalde punten veel met elkaar gemeen.
Terugkerende op het concordantiebeginsel ging het bij de discussie tussen de beide juristen erom of nog steeds een beroep gedaan kan worden op dit beginsel. De ene meende van wel en de andere niet. Het merkwaardige is dat beide juristen gelijk hebben.

Formeel gezien geldt namelijk het concordantiebeginsel voor ons land niet meer, daar Suriname vanaf 1975 een zelfstandige republiek is. Het concordantiebeginsel kan gezien worden als een principe dat gold toen Suriname een kolonie was en later een overzees gebiedsdeel. Maar het merkwaardige is dat ook na de onafhankelijkheid zowel advocaten als rechters, maar ook andere rechtsbeoefenaars bij de rechtspleging bleven verwijzen naar uitspraken van de Hoge Raad der Nederlanden. Deze praktijk bestaat nog steeds. Wie zich hiervan wil overtuigen, kan te rade gaan bij de Surinaamse jurisprudentie. Ook bij het maken van wetgevingsproducten na 1975 wordt het Nederlandse recht als voorbeeld genomen. Het nieuwe burgerlijk wetboek dat reeds vóór 2010 gereed was, maar door regeringswisseling in het ongerede was geraakt, en thans geactualiseerd wordt om formeel ingediend te worden bij DNA, is vrijwel een kopie van het thans geldende Burgerlijk Wetboek van Nederland.
We zouden dus kunnen zeggen dat het concordantiebeginsel de jure niet meer geldt, maar de facto wel. Zou men de Surinaamse juristen hiervan een verwijt kunnen maken?
Dit omdat men zich kan afvragen waarom de Surinaamse jurist niet meer kijkt naar het recht dat in onze regio geldt. Suriname is toch lid van het Caricom? Zou het recht van deze landen niet meer als leidraad voor ons recht moeten dienen?

Het probleem is echter dat de meeste Caricom landen een rechtsstelsel hebben dat gebaseerd is op de common law traditie, die principieel afwijkt van de civil law rechtsfamilie.
Het is daarom begrijpelijk dat wij de Surinaamse juristen niet moeten oproepen om de mind te dekoloniseren, omdat dit voor in ieder geval wat het recht betreft, niet opgaat.
Ik denk dat zulks met de voorafgaande uitleg voor een ieder duidelijk zal zijn.

 

Paramaribo, 27 maart 2018.
Carlo Jadnanansing

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *