Corporate Governance (goed ondernemingsbestuur)
Op dinsdag 29 augustus 2017 hield Prof. Dr. Peter Diekman RA zijn oratie (intreerede) als bijzonder hoogleraar Corporate Governance aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname (Adekus). De leerstoel is een geschenk van Assuria i.v.m. haar 25 jarig bestaan.
Diekman is van huis uit bedrijfseconoom/registeraccountant, maar geeft in zijn rede er blijk van ook over een grote dosis kennis van het civiele recht te beschikken. Hij is eerder hoogleraar geweest aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam. Desgevraagd verklaarde hij dat Nederland zijn thuisbasis blijft, maar dat hij op afgesproken tijdstippen zijn colleges in ons land zal verzorgen.
Corporate Governance (C.G.) gaat over het gedrag van mensen in corporaties (ondernemingen) zowel in de private als de publieke sector.
Aangezien ondernemingen vaak rechtspersonen (zelfstandige dragers van rechten en verplichtingen) zijn, spreekt men ook wel over het gedrag van ondernemingen.
De vrijheid van ondernemingen omtrent de door hen te volgen gedragslijnen, verschilt per land.
De wet in Suriname biedt wat dat betreft nog steeds een grote vrijheid aan de ondernemingen. De belangrijkste wettelijke bepalingen op dit stuk zijn verankerd in het Wetboek van Koophandel (WvK) en het Burgerlijk Wetboek (B.W.). Van het B.W. ligt er een herziene versie ter behandeling bij De Nationale Assemblee. Er is echter nog geen aanvang gemaakt met deze behandeling.
De bakermat van C.G. ligt in Engeland, waar in 1992 de eerste C.G. code verscheen o.l.v. Sir Adrian Cadburry.
Ook in Suriname is er op dit gebied enige ontwikkeling. Enkele jaren geleden heeft de Centrale Bank van Suriname (CBvS) een gedragscode voor banken vastgesteld.
Het gaat hier niet om een wetsproduct, waardoor de vraag gesteld kan worden wat de precieze rechtskracht is van deze code. Het lijkt mij dat het hier primair gaat om ethische principes, waarvan in de praktijk nog moet blijken of de afdwingbaarheid van de naleving ervan in rechte mogelijk is.
Volgens Diekman kan men twisten over de afdwingbaarheid in rechte van gedragscodes niet alleen welke door de CBvS zijn vastgesteld, maar ook die door bedrijven op hun websites zijn uitgevaardigd. De hoogleraar wijst erop dat door het publiceren van de code verwachtingen worden gewekt in het maatschappelijke verkeer. Hieraan ligt echter geen overeenkomst (contract) ten grondslag. Indien een bedrijf dus niet zou voldoen aan de verwachtingen die opgewekt zijn, kan dit bedrijf niet aangesproken worden op grond van het niet voldoen aan een contractuele verplichting.
Diekman is van mening dat een rechtsvordering uit hoofde van onrechtmatige daad of wanprestatie wel tot de mogelijkheden behoort. Met betrekking tot een vordering uit onrechtmatige daad kan ik wel met hem meegaan. Maar ten aanzien van wanprestatie moet ik een vraagteken plaatsen, daar een vordering uit wanprestatie een contractuele relatie veronderstelt. Verder wijs ik erop dat mijn ervaring is dat anders dan bijv. in Nederland, de Surinaamse rechtspraak minder snel een beroep op opgewekte verwachtingen honoreert. Maar toekomstige jurisprudentie zal hierop een antwoord moeten geven.
Diekman wijst er verder op dat ondernemingen veel zaken zelf mogen regelen en in de statuten opnemen, maar ervoor moeten zorgen dat wat geregeld wordt niet in strijd mag zijn met de beginselen van redelijkheid en billijkheid. Wat onder dit laatste moet worden verstaan is in de Nederlandse wet geregeld en naar voorbeeld daarvan ook in ons ontwerp nieuw B.W. Bij het leerstuk van redelijkheid en billijkheid ligt de nadruk op de algemeen erkende rechtsbeginselen en in een land levende rechtsovertuigingen.
Organen van de vennootschap
Aangezien C.G. gaat over goed ondernemingsbestuur is het belangrijk te bepalen wie de bestuurders van de onderneming zijn. In engere zin berust het bestuur uitsluitend bij de directie aangezien de Raad van Commissarissen (RvC) een controlerende en toezichthoudende functie heeft.
In de meeste Surinaamse statuten is echter een bepaling opgenomen waarin staat dat bij het ontbreken van de gehele directie, het bestuur berust bij de RvC met de bevoegdheid om één lid (gedelegeerd commissaris) met de directie te belasten. In deze zin heeft de RvC, zij het in uitzonderingsgevallen, wel bestuursbevoegdheid.
Er is zelfs in de Surinaamse rechtspraktijk een geval bekend, waarbij een commissaris van een groot energiebedrijf jarenlang belast was met de directievoering. De vraag rijst of zulks in de gedragscode van C.G. past. Ik ben geneigd dit ontkennend te beantwoorden.
Het gaat hier duidelijk om een conflict of interest. Een orgaan kan niet tegelijk besturend en toezichthoudend zijn. De in de statuten gegeven mogelijkheid aan de RvC zijn duidelijk bedoeld voor kort durende noodsituaties.
Er is in Suriname recentelijk een ingrijpende wetswijziging geweest van ons vennootschapsrecht, maar de hiervoor gesignaleerde belangenverstrengeling is niet expliciet verboden. Integendeel bepaalt art. 130 WvK dat het in bepaalde gevallen mogelijk is dat commissarissen bestuurshandelingen verrichten en dat zij in deze gevallen als bestuurders worden aangemerkt.
Ten aanzien van het derde orgaan van een naamloze vennootschap (n.v.), de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AvA) is het duidelijk dat dit geen bestuursbevoegdheid bezit. Maar het is wel zo dat de AvA de directie en de RvC benoemt. Dit betekent dat de AvA op indirecte wijze wel bemoeienis heeft met het bestuur van een N.V.
Wanneer er daarom gesproken wordt van goed ondernemingsbestuur zou dat in ruime zin opgevat moeten worden, waardoor de gedragingen van alle drie organen onder de werking van de C.G. zouden kunnen vallen.
Met de hoogleraar ben ik van mening dat in een breed maatschappelijk verband nagedacht moet worden over wat moet worden verstaan onder goed ondernemingsbestuur. De contouren worden naar zijn mening steeds duidelijker.
Tenslotte merkte Diekman op dat het primair de bestuurders en commissarissen zijn die hieraan invulling moeten geven, terwijl de aandeelhouders hoogstens een kleine rol op afstand hebben.
De oratie is in brochurevorm uitgegeven door de Adekus en heeft als titel: Corporate Governance, een noodzaak en voorwaarde voor de ontwikkeling, ook in Suriname. Bij het schrijven van dit artikel is mede gebruik gemaakt van de tekst hiervan.
Paramaribo, 2 september 2017. Carlo Jadnanansing