De relatie tussen Geboorte, Dood en Spiritualiteit

Alles, maar dan ook álle materie, is veranderlijk en de gedachte dat een mens onsterfelijk is (als grofstoffelijk lichaam) is een duidelijk teken van enorme onwetendheid. Alleen iemand die zich aanzienlijk met wereldse zaken heeft geïdentificeerd, kan zo denken.

Geboorte

We worden op een dag geboren en is er één ding in het leven absoluut zeker: dat het grofstoffelijk lichaam weer zal sterven. Tussen de geboorte en de dood zal er een constante stroom van veranderlijkheid zijn, die pas zal stoppen nadat het grofstoffelijk lichaam is vergaan tot stof.

Wat heeft spiritualiteit hier nu mee te maken?

Zoals we kunnen begrijpen is het lichaam een soort van instrument waarmee ons bewustzijn zich kan manifesteren. Dit lichaam is aan slijtage onderhevig en zal een keer vergaan. Vanuit de yoga-filosofie is het duidelijk dat het leven niet slechts draait om dat lichaam met al zijn mogelijkheden, maar juist om het proces en de evolutie van ons bewustzijn dat gevangen zit in dit grofstoffelijk, subtiel en causaal systeem dat wij de materiële wereld (prakriti) noemen. Het innerlijk bewustzijnsproces zou centraal dienen te staan in ons leven, om zodoende zingeving te kunnen geven aan het anders zinloze bestaan van dit lichaam. Zonder deze zingeving doorlopen wij als individu slechts een proces dat gestuurd wordt door de lichamelijke processen van geboorte, groei en verval. Als we onszelf verliezen in wereldse activiteiten, met onze geschiedenis van vele levens en de daarbij opgebouwde kármische effecten, zullen we in de roes van het lijden blijven leven totdat we inzicht krijgen in de oorzaak van dat lijden. We vervallen tot slavernij om aan onze zintuiglijke en hormonale verlangens te voldoen.

Wat gebeurt er bij het sterven?

Sterven gebeurt, over het algemeen, niet zomaar plotsklaps. Vaak zijn er signalen waaraan je achteraf kunt zien dat er een verandering plaatsvindt. Dit gebeurt zo’n 6 maanden van tevoren: op het sterfbed voelen de mensen vaak aan hoelang het nog zal duren voordat ze opgehaald worden. Ze zullen de astrale wereld langzaam beter ‘zien’. Ze zien de voorouders waar ze aan gehecht zijn en aan wie ze denken. Op het moment van sterven staan de personen waar we op dat moment aan denken ons op te wachten. Dan zien we ons leven aan ons voorbijgaan en zijn we niet meer in staat om een gesprek te voeren.

Onze energie (práṇa) zal zich in ons navelgebied centreren om daarna ofwel via het onderlichaam, of via het bovenlichaam, het lichaam te verlaten. Dit is afhankelijk van onze state of mind op dat moment. Vervolgens bundelt deze energie zich ter grootte van een duim, om daarna het gezicht aan te nemen van de overledene. Zo blijft de ziel dan vervolgens ongeveer 13 dagen rondom het lichaam hangen. Daarna vertoeft de ziel voor onbepaalde tijd in Pitra Loka en zal daarna vertrekken. Vertrekken betekent dat de ziel Pitra Loka verlaat, waarbij ook de laatste rol (bv. vader of moeder) achter gelaten wordt. Het is dan weer een neutrale ziel die onderweg is en zal worden begeleid richting de sferen of werelden die bij deze ziel passen, in consistentie met het opgedane karma in het afgelopen leven en de huidige state of mind.

Guruji zei mij eens dat het belangrijk is om op het moment van overgaan, van sterven, de aandacht op hem of op het goddelijke te richten, omdat dat medebepalend is voor wat er daarna gebeurt, maar hij zei ook dat juist op het moment van sterven angsten en onzekerheden naar boven komen. En de yogi kent de filosofie van het tijdelijke leven en het lijden en zal op dat moment dus getest worden in hoeverre hij zijn filosofie leeft, of niet.

In het Hindoeïsme omschrijft men dat Yamráj’s helpers ons naar de lagere werelden brengen en dat begeleiders van Náráyaṇa ons naar de hogere werelden brengen. Afhankelijk van ons opgebouwde karma zullen we een bepaalde tijd vertoeven in de sferen waar we recht op hebben. Dit kan dus zijn in de Bila-svarga (de 7 planetaire sferen) of in de Antariksa (interplanetaire ruimte), of we vertoeven in een van de Loka’s of Tala’s die gerelateerd zijn aan onze state of mind. Het komt erop neer: “Dat wat men gezaaid heeft zal men oogsten”.

‘Páp’ betekent zonde; je bent afgewend van God, en ‘punya’ is goed werk gericht op God. Indien onze punya is opgesoupeerd, dan zullen we weer in een lichaam terugkeren naar de aarde. Alleen op die manier kunnen we onze evolutie voortzetten; alleen d.m.v. de vorm kunnen we karma creëren. In dit leven kunnen we ervoor kiezen om sádhana (toewijding) te doen om verder te komen. Maar we kunnen ook kiezen om alleen te genieten en dus dan ook te lijden.

Nadat men zijn tijd heeft volbracht in een van de sferen (Loka’s of Tala’s) en het weer tijd wordt terug te keren naar het aardse, grofstoffelijke leven, keert men eerst terug naar Pitra Loka (daar waar de voorouders vertoeven, dit hoeft niet de bloedlijn te zijn). Dit is de sfeer of het gebied waar we als ziel een tijdje vertoeven alvorens te incarneren in onze (fysieke) toekomstige vader, waar we dan zijn impressies in ons opnemen, voordat we doorgegeven worden aan onze toekomstige moeder.

  Er bestaat over het algemeen de indruk dat we zelf onze ouders uitkiezen. Wij zijn als zielen echter nog niet zover om dat werkelijk alleen te kunnen en hebben de begeleiding nodig van onze ‘voorouders’. Zij zullen ons helpen om ouders te vinden waar wij, vanuit kármisch oogpunt, het beste passen als ziel en met al onze kármische bagage. In ons huidige leven leggen we de fundamenten al voor ons toekomstige leven en verdere levens. De lessen die we in dit leven laten liggen, dienen we toch op de een of andere manier te doorlopen en krijgen we weer op ons bord in het volgende leven. Uiteindelijk zullen we in ons evolutionaire bestaan (de ontwikkeling in de Citta) op een bepaald moment de innerlijke behoefte krijgen om naar de zin van het leven te gaan zoeken en naar de oorsprong van ons individuele bestaan.

Spiritualiteit

Op dat moment zal spiritualiteit ons kunnen leiden om ons individuele bewustzijn te transformeren naar het universele bewustzijn. Het zal echter nog vele levens duren voordat we daarin zullen slagen, mede doordat we zo gehecht zijn aan ons wereldse, fysieke bestaan. De strijd met ons ego en onze gewoontes, die gekoesterd worden door onze mind, zal pittig zijn; succes en falen zullen elkaar afwisselen. Maar de uiteindelijke overwinning op het wereldse lijden zal zeker gaan plaatsvinden.

Spiritualiteit maakt duidelijk dat ons leven gericht mag zijn op het bewustzijn in ons, en dat daar de uitweg ligt uit dit wereldse en lichamelijke bestaan van oorzaak en gevolg, dat we karma noemen. Karma het gevolg van avidyá (onwetendheid) over het werkelijke leven zoals het geleefd kan en moet worden.

De klesa’s als oorzakelijkheid van ons kármisch leven dienen verwijderd te worden, zoals dat staat beschreven in het tweede hoofdstuk van de sutra’s van Patánjali; de cyclus van geboorte en dood komt door onze gehechtheid aan het wereldse leven.

Spiritualiteit is de uitkomst en de enige uitweg uit deze valkuil van onwetendheid, de zoektocht waar elke ziel eens aan zal beginnen. Vanaf het allerprilste begin is deze kennis gekoesterd en doorgegeven en dit zal altijd zo blijven gebeuren, het licht zal blijven schijnen, en zoals mijn leraar zei: iedereen heeft de verantwoordelijkheid zijn of haar eigen vuurtoren te laten branden.

Bron: artikel Ron van der Post, Yoga-leraar

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *