De symbolische betekenis van Shiva als Natráj

Speciaal aan Shiva is gewijd de nacht van de veertiende dag (caturdashí) van de donkere maandhelft (krisha-paksha)van elke maand. Maar van al deze Shivrátri’s is die van de maand Phálgun (febr./mrt.) de belangrijkste; deze staat bekend als Mahá Shivrátri, welke dit jaar valt op 1 maart.

Een belangrijke en beroemde verschijningsvorm van Shiva is die van Natráj (lett.: koning der dansers). In deze kosmische dans wordt de vernietiging, bescherming en schepping uitgevoerd. In zijn ene rechterhand heeft Shiva een damrú (trom), welke het symbool is van de schepping en in zijn ene linkerhand heeft hij een masál (een vlam), wat het symbool is van de vernietiging, want het leven is een aaneenschakeling van geboorte en dood. De mens zal deze kringloop van schepping en vernietiging alleen maar kunnen doorbreken als hij een rein leven leidt en zijn toevlucht tot Shiva neemt. De andere rechterhand is opgeheven als teken voor abhay (onbevreesd) en de andere linkerhand wijst naar Andhakásur (een demon), welke door de rechtervoet van Shiva wordt vertrapt; deze demon is het zinnebeeld van de grote zwakheden van de mens: káma (verlangen), krodh (boosheid), lobha (hebzucht), moha (gehechtheid), mada (bedrog), en matsara (jaloezie). Wie deze zwakheden overwint, komt dicht bij de Almachtige (God), en is in staat om de vicieuze cirkel van geboorte en dood te doorbreken (bevrijding). Dat wordt uitgedrukt door het enigszins opgeheven linkerbeen van Shiva. Shiva staat op een voetstuk van de lotus, uitgedrukt als hridaya-kamal (het lotushart van de mens), die draait als Shiva danst. Deze lotus heeft 16 bloembladen oftewel 16 stralen van bewustzijn. Van dit voetstuk ontspringt een glorieuze cirkelboog (tiruvási), die vlammen als franjes heeft, de puurste vorm van energie. Verder heeft Shiva aan zijn rechteroor een oorbel van een man en aan het linkeroor een oorbel van een vrouw. Deze symboliseren het principe van de eenheid van man en vrouw. De jatá (haarvlecht) is symbool van kennis en de slang rond zijn nek is een weergave van de transmigratie van de ziel.

De dans die Shiva met de damrú uitvoert, is de eeuwige dans van de energie van het leven. Volgens deze visie is de ononderbroken stroom van energie de basis van het leven. Leven is beweging, verandering, elk moment opnieuw.

Bron: De vijf juwelen van het Hindoeïsme, e.a.