De Upanayana sanskár ofwel de Janew traditie onder de Hindustanen in het kort

Deel 1

Algemeen

Jan S. Soebhag

Het hinduïsme is een leefwijze, waarin voornamelijk de verschillende aspecten van het leven zijn vervat; ook de manier van het leven en de inrichting daarvan. In het oude en de hedendaagse India waren en hiervoor zijn er verschillende centra opgericht om aan het leven – vanaf de geboorte tot zelfs na de dood – richting aan te geven. Upanayana of de Janew rituelen vormt hier één van de fasen in het leven van een Hindu, waarbij aan een jongeling richting wordt gegeven door verschillende studies te volgen in zijn leven. Oorspronkelijk zijn er 16 sanskárs ofwel de 16 sacramenten die een Hindu ondergaat tijdens zijn of haar levensfasen. En één daaruit is de Upanayana sanskár ofwel de Janew.

Upanayana is het sánskrit begrip voor Janew en houdt zoveel in als inwijding in de Hindu filosofie met tal van andere studiegebieden, die onder andere te maken hebben met de inrichting van een individu in de sociale, culturele en maatschappelijke ontwikkelingen. Tijdens deze sanskár, een ‘rituele onderwerping’ krijgt een jongeling een Guru (een leermeester) aangewezen, die hem constant in zijn studie begeleid om hem uit het onwetenheid te doen geraken en te koersen naar zelfrealisatie. Hierbij wordt de jongeling volledig onderwezen om zich weerbaar te kunnen maken in het leven en dat van anderen. Na deze studiefase die ruim vele jaren in beslag neemt, verblijft hij in één van de studiecentra ofwel een Áshram, waar hij in feite ingewijd wordt in het spirituele leven en de praktijk (vorming van de jongeling). Hij, de jongeling verwerft tijdens zijn studie periode de meesterschap in de Hindu filosofie en de toewijding voor het Goddelijke aspect. Deze studiefase behelst een spirituele en de praktische kant van het leven van de mens.

Na de upanayana sanskár komt de jongeling onder de supervisie te staan van een Guru. De Guru staat de jongeling altijd bij als gids op zowel het geestelijk, als op het pad van de werkelijkheid in een maatschappij. Tijdens het upanayana ofwel de Janew ritueel krijgt de jongeling enkele belangrijke zaken toevertrouwd als de yagyopawit (yajnopavita) ook wel janew genoemd, shikshá, een curki en ook een Gurumantra. De Janew is een heilige koord, welke omhangen wordt vanaf de rechterschouder tot schuin over de linkerzijde van de middel. De curki is dat deel van het hoofdhaar, dat bij het kaalscheren van het hoofdhaar wordt niet geschoren en staat in het midden van de kruin. Shikshá is kennis en een Gurumantra is een geheime spreuk dat de jongeling moet onthouden, wanneer hij in gebed of meditatie gaat en in zichzelf moet opzeggen.

 

Deze upanayana sanskár wordt in feite aan het begin van de studiefase verricht en wordt gezien als het begin van spirituele studie onder begeleiding van een Guru. De Guru als gids zal zijn celá of leerling zowel ritueel als spiritueel onderwijzen en begeleiden in de Hinduleer en ook daarna.

Na ruim enkele studiejaren keert de jongeling terug van zijn eerste studiefase. Hij heeft in deze fase zijn meesterschap in de Hinduleer en aanverwante wetenschappen behaald. Hij zal na zijn terugkomst zich verdienstelijk maken en zijn diensten beschikbaar te stellen aan de daarvoor in aanmerking komende andere jongelingen om hen te vormen tot volwaardige individuen in de maatschappij. Tot en met heden is dit het geval in India. Een jongeling die upanayana sanskár heeft ondergaan onderscheid zich in uiterlijke vorm duidelijk van anderen. Hij is zichtbaar omdat hij meestal kaalgeschoren is een curki heeft en zich ook als zodanig aankleedt.

 

Inleiding: De Hindustaanse Gemeenschappen in Suriname

De Hindustanen van Surinaamse komaf, zijn oorspronkelijk afkomstig geweest uit India, vanwaar zij het Hindustaanse cultureel erfgoed hadden meegenomen. De activiteiten voortvloeiende uit hun cultureel erfgoed hebben zij in de Surinaamse situatie aangepast, bewaard, gekoesterd en verder tot ontwikkeling gebracht. Heden ten dagen behoort dit tot het  Surinaamse Cultureel erfgoed.

De komst van de eerste Hindustanen dateren uit de contractperiode vanaf 1873 tot en met 1916. De Surinaamse Hindustanen zijn nakomelingen van de contractarbeiders die gedurende de periode 1873 tot ongeveer 1916 als contractant hebben gediend op de verschillende plantages in Suriname. Hierna konden ze een keuze maken: (1) hier in Suriname verblijven of (2) terugkeren naar hun thuisland.

Tijdens de contractperiode kwamen de contractanten – in groepsverband – in hun vrije tijd bijelkaar en ze bespraken allerlei onderwerpen; zo ook over hun cultuur, traditie, leefgewoonten, hun land van herkomst, enzovoorts. Langzaam maar zeker leidde dit ertoe dat zij zich tijdens hun bijeenkomsten of de bijzondere momenten, zoals: de geboorte van een kind, sterfte gevallen, religieuze plechtigheden, gebruik maakten van het meegenomen cultureel erfgoed en de verschillende tradities die ze kenden uit het dorpsleven van India.  

Hierdoor werden hun cultureel erfgoed en de verschillende gewoonten en tradities en  ‘delen’ daarvan levendig gehouden en ‘overgeplant’ in Suriname.

Dat deel van de immigranten die zich voorgoed in Suriname vestigde, heeft in het begin een ‘copie’ van zijn of haar levensstijl (dat van India) in groepsverband ‘overgeplant’ en gekoesterd als voortzetting van hun cultuur en traditie, met in achtneming van de verbetering van o.a. hun eerdere leefomstandigheden (belangrijke onderdelen van hun leefgewoonten in relatie tot de Surinaamse situatie). Dit betekende in eerste instantie de voortzetting van hun culturele rijkdommen met steeds hun dorpsleven als ‘achtergrond’ (cultureel erfgoed). Tevens vormde dit de basis om de zeden en gewoonten als onderdeel van hun leefwijze, voortvloeiende uit de godsdienst en religie, cultuur en de traditie ‘levendig’ te houden naar de mogelijkheden in die tijd.

(wordt vervolgd)

Jan S. Soebhag