DE VIER FASEN VAN HET LEVEN

De Veda’s gaan ervan uit, dat een persoon (zowel man als vrouw) 100 jaar wordt en deze leeftijd in vier fasen is ingedeeld:
Brahmácarya-áshram (studentenleven):De taak van de student is om zijn dagen nederig en gehoorzaam door te brengen onder leiding van zijn guru/ spiritueel leider in de studie van de Veda’s.
Grihasth-áshram (getrouwd leven):
De getrouwde man leeft met zijn vrouw als hoofd van de familie en houdt zich bezig met de dagelijks werkzaamheden als het hoofd van de huishouding. Hij leest uit de Veda, neemt deel aan religieuze, ceremoniën, geeft en ontvangt aalmoes en assisteert in religieuze ceremoniën.
Volgens Manu mag een persoon, die systematisch de Veda’s heeft gestudeerd en compleet volgens de regels van de Brahmácarya-áshram heeft geleefd, over gaan tot Grihasth-ashvam.
Vánaprasth-áshram (de periode van terugtrekken uit het getrouwde leven): Nadat hij zijn taken als gezinshoofd heeft voldaan en een gehuwd leven heeft geleid, moet een man zich terugtrekken om zich te wijden aan onthechting van voedsel en kleding, aan verschillende vormen van zelfkastijding, aan meditatie en aan het verrichten van ceremoniële handelingen.
Sanyás-áshram (onthechting):
De bedel/monnik, die vrij is van alle vormen van taken, trekt rond en leeft van aalmoes. Hij streeft naar een hoger bewustzijn, waar hij boven geluk, verdriet en zorgen des levens staat en gericht is op het goddelijke en de uiteindelijke eenwording.