Gedicht i.v.m 146 Hindostaanse Immigratie
Bhaiwá chorke Hindustan
caldiyá dúr desh Surinam
leker láthi kándh par
dukh-sukh ke gathari bándh kar
khojáne ko ek nayá sansár
Pánc jun lagá Lalla Rookh dipot kinár
didi rowe kare maiyá-maiyá pukár
bhaiyá bole didi himmat ná hár
yahin hai jindagi pár
ab ehi hamárá Uttar Pradesh ehi hai Bihár
Bhaiwá chorke Hindustan
Caman kiyá dúr desh Surinam
Kamáyá aur khub barháyá pariwár
Apná dharm-sanskriti par rakhá atal
Mehanat se banáyá sundar ghar-duár
Rahtá samajhdár aur kartá khub bahár
jindá rahe ham Hindustani sál hajár
Jay Surinam, Jay Surinam.
Vertaling:
Broeder verliet Hindustan
Vertrok naar het verre Suriname
Met een stok op zijn schouder
Van leed en geluk een bundel gebonden
Op zoek naar een nieuw leven
Op 5 juni meerde de Lalla Rookh aan bij het depot
Zuster huilde eb riep: o moeder, o moeder
Broeder zij: geef de moed niet op
Hier moeten we ons leven doorbrengen
Nu is dit onze Uttar Pradesh en Bihar
Broeder verliet Hindustan
Maakte van Suriname een schitterend land
Werkte hard en breidde het gezin flink uit
Eigen godsdienst en cultuur werden behouden
Met moeite een erf en mooie woning gebouwd
Blijft verstandig en maakt flink plezier
Lang leve wij Hindostanen
Geëerd zij Suriname, geëerd zij Suriname!
Ramnath Sewdien
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!