Het Ideaal van de Hindú Dharm
Het ideaal van de hindú dharm is de mensen te voeren van het dierlijke via het menselijke tot het geestelijke niveau. De sociale structuur moet dan ook geen belemmering vormen op de weg naar spirituele perfectie. De mens heeft nu eenmaal geen vleugels om te kunnen vliegen naar de hoogten; daarom moet hij tevreden zijn om stap voor stap te vorderen door moeite en inspanning. De sociale organisatie van het hinduïsme is een belichaming van deze langzame vordering. Wij zullen dit illustreren aan de hand van ahinsá (niet-doden) en gorakshá (bescherming van de koe). “Gij zult niet doden, mensen noch dieren” is de hoogste wet, de enige wet de mens waardig. Maar het dierlijke “oog om oog, tand om tand” is ingeworteld in de menselijke natuur en kan dan ook niet genegeerd, doch moet gereguleerd worden. Als weerstaan van het kwaad door liefde onmogelijk is, dan is verdediging door geweld niet verkeerd. Zelfs wordt aan de kshatriya geleerd dat het zijn plicht is om de maatschappij zo nodig met geweld te beschermen en te verdedigen. Maar hij moet strijden in een geest van broederlijkheid, zonder haat, uit een gevoel van plicht en niet van wraak. Als de kshatriya handelt in deze geest van menselijkheid, zal hij geestelijk hoger komen te staan en telkens minder vertrouwen hebben in brute kracht, totdat hij tenslotte niet meer in staat is enig levend wezen op aarde te deren.
Dus hoewel gewelddadige verdediging is toegestaan, is het einde voor elk individu om zich erboven te verheffen. De wet van niet-doden geldt ook met betrekking tot de dierenwereld. Dit betekent dat wij ons dienen te onthouden van dierlijk voedsel. De koe is het symbool van de dierenwereld. Het dagelijks gebed van de hindú vraagt om bescherming van de koe en van de bráhmaṇ, symbolen van de dieren- en de mensenwereld, die ons voedsel geven voor respectievelijk lichaam en geest.
Mahatma Gandhi schrijft: “Waarom juist de koe werd gekozen ter verheerlijking is mij heel duidelijk. De koe was in India de beste kameraad van de mens. Zij is de geefster van o zo veel, de moeder van miljoenen mensen. Bescherming van de koe betekent bescherming van de gehele schepping “Gods”. Maar er zijn talrijke mensen die geen medelijden met de dieren hebben. Deze dienen dan ook hiertoe opgevoed te worden. Het ideaal van de bráhmaṇ, die zich onthoudt van elk dierlijk voedsel, die geen levend wezen doodt uit sport of voor voedsel, heeft zijn heilzame invloed doen gelden. Zo zien we, dat er een langzame doch zekere groei is in de richting van het vegetarisme.
Bron: artikel dr. Jnan Adhin