Hier gaan we het lerarentekort niet mee oplossen

Het nieuwe rapport van de Onderwijsraad, Ruim baan voor leraren, deed Jan Drentje zijn wenkbrauwen fronsen.

Een nieuw rapport van De Onderwijsraad, altijd spannend. Een goede probleemstelling, wetenschappelijk onderzoek, evenwichtige analyses, genuanceerde adviezen: dat zijn kenmerken van veel van hun publicaties. Maar soms gaat er iets mis. Zoals in het advies Ruim baan voor leraren.

Een goede titel overigens, want leraren in het basis, voortgezet en hoger onderwijs roeren zich. Het onderwijsbeleid is te ver van hun werkelijkheid af komen te staan. Inmiddels is er een groot tekort aan goed opgeleide leraren, zo groot dat de minister de bevoegdheidseisvoor leraren in het basisonderwijs loslaat. Liever een aardige ouder voor de klas, dan klassen naar huis sturen.

Het advies van de Onderwijsraad gaat niet over het lerarentekort, maar over een nieuwe vormgeving van de lerarenopleidingen en de mogelijkheden om door te stromen naar andere schoolsoorten. Toch wordt daarvan een nieuwe elan verwacht dat de neergang van de beroepsgroep zou kunnen stoppen. Dat roept de eerste vraag op: wat is de probleemstelling voor dit advies?

De Raad constateert dat er weinig doorstroming plaatsvindt van de ene naar de andere sector. Ik beperk me hier tot de overgang van leraren uit het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. Een probleem? Hier fronste ik mijn wenkbrauwen voor het eerst, want er is juist een groot tekort aan leraren in het primair onderwijs. Dat los je niet op met een betere doorstroming naar het voortgezet onderwijs.

Of is het zo dat jonge mensen niet naar de pabo gaan vanwege het gebrek aan doorgroeimogelijkheden? Dat lijkt me sterk. De Onderwijsraad heeft hier in ieder geval geen onderzoek naar gedaan. Wel is inmiddels duidelijk dat leraren in het primair onderwijs vinden dat de werkdruk veel te hoog is en dat ze geen loon naar werken krijgen. Ze willen een vergelijkbaar loon met tweedegraads leraren in het voortgezet onderwijs die ook een hbo-studie hebben gevolgd. Gaat deze kabinetsperiode niet gebeuren, aldus minister Slob, maar er is inmiddels brede steun voor. Dat gaat over arbeidsvoorwaarden, niet een wens om leraar in het voortgezet onderwijs te worden.

Waarom zouden leraren van de basisschool niet ook in de onderbouw van het voortgezet onderwijs mogen lesgeven? Dat vraagt om een terugblik in de onderwijsgeschiedenis. Dat is de tweede frons. In het advies lezen we niets over de problemen rond het niveau van de pabo. Recent opgekrikt voor taal en rekenen – een niveau wat veel studenten nauwelijks aankunnen. Met toelatingstoetsen voor mbo’ers, waardoor velen afvallen. Na klachten over lieve juffen en grappige meesters die zelf moeite hadden met de Citotoets. Dat was ooit anders. Toen bestond er nog een hoofdakte, die verdieping voor algemeen vormende vakken bood. Op basis daarvan mocht een basisschool leraar ook op het lbo lesgeven. Leverde een derdegraads akte op. Maar die aktes zijn afgeschaft.

De Onderwijsraad adviseert nu een geïntegreerde lerarenopleiding voor de doelgroep van 10- tot 14-jarigen. Dat vraagt een forse investering in het kennisniveau van basisschoolleraren. Dat is de derde frons: wordt de spoeling dan niet nog dunner? Wel zou het kunnen helpen als vakleraren in het middelbaar onderwijs bijvoorbeeld ook in groep 8 zouden kunnen lesgeven. Maar, zijn dergelijke vakleraren geschikt voor de pedagogisch-didactische context van de basisschool? Waarom niet, is de boodschap van het advies, ze kunnen toch lesgeven en lesgeven is voor ieder soort leraren gelijk? Vandaar de aanbeveling: alle soorten leraren moeten eerst een basisjaar pedagogiek/onderwijskunde/didactiek volgen. Frons vier.

Dingen doen met kinderen

Niemand zal het belang van onderwijskunde, leerpsychologie en didactiek ontkennen. Maar deze vakken zijn doorgaans niet bijzonder populair bij studenten. Zij gaan naar de pabo omdat ze leuke dingen willen doen met kinderen, naar de lerarenopleiding omdat ze verder willen studeren in hun lievelingsvak. En dan blijkt dat lesgeven ingebed is in een analytische structuur van doelen en middelen. Waarbij de leraar moet beschikken over tal van competenties. De gedetailleerdheid van deze competenties heeft inmiddels die van een ouderwetse catechismus bereikt. Denkt De Onderwijsraad nu echt dat aspirantstudenten een dergelijk algemeen jaar aantrekkelijk vinden? Zal dat meer studenten opleveren? Die algemene competenties zijn immers niet de belangrijkste reden om leraar te willen worden, het gaat vooral om het vakgebied.

Maar de Raad wil af van het studeren per vak. Frons vijf.

Na een jaar vol competenties kunnen leraren zich specialiseren. Ze kunnen kiezen voor jonge of oudere kinderen. Dan krijgen ze les in clusters: een bèta-, talen- of gammacluster. Je kunt dan in de onderbouw van alle schoolsoorten lesgeven, bijvoorbeeld in geschiedenis, aardrijkskunde, maatschappijleer en economie. Breed inzetbare leraren. Mooi voor de schoolleiding die het ene jaar een tekort in het ene vak heeft en een jaar later in het andere. Afwisselend voor de leraar, never a dull moment. Maar, ook hier ontbreekt een analyse van de huidige tweedegraadslerarenopleiding en een blik op de voorgeschiedenis.

In het begin waren de lerarenopleidingen tweevakkig. Het hoofdvak leverde een tweedegraads bevoegdheid op, het bijvak een derdegraads. Leraren werden vervolgens ook met een derdegraads bevoegdheid ingezet in 4 vwo of 3 havo. Dan ging het vaak mis met het vereiste kennisniveau. Vandaar de keuze voor één bevoegdheid. Op de huidige eenvakkige tweedegraadslerarenopleidingen is het vakaandeel in het lesprogramma hooguit veertig procent van de totale studietijd. Heel veel tijd wordt al besteed aan onderwijskunde, vakdidactiek en stages. De uitval van studenten is hoog. Kunnen zij vier vakken aan? Hoe moet een dergelijke studie er inhoudelijk uitzien? Zal deze meervakkigheid jonge leraren wel binden aan het onderwijs? Frons zes.

Meer werk

In meer vakken lesgeven kan heel leuk zijn. Heb ik zelf jaren gedaan. Maar het levert relatief veel werk op. Meer voorbereiding, meer overleg, meer soorten toetsen maken, verschillende nascholingen etc. De meeste leraren opteren op den duur voor één vak dat hen het beste ligt. Het komt vaak voor dat ze een zogenaamde slapende bevoegdheid het liefst willen schrappen. Bovendien, een vak goed onderwijzen, dat is een leerproces van jaren. Of moeten we af van het uitgangspunt ‘vakmanschap is meesterschap’? Frons zeven.

Nu we te weinig leraren kunnen vinden, moeten we een nieuwe leraar uitvinden. Dat lijkt de moraal van dit rapport. De VO-Raad denkt mee en organiseert een congres over ‘de toekomstbestendige docent’ die meer coach is, begeleider van leerprocessen. Dit past bij gepersonaliseerd leren, leren in je eigen tempo en op jouw niveau. Leerlingen kiezen hun eigen doelen en zoeken zelf de bronnen die de gewenste informatie verschaffen.

Inmiddels zijn ook de zogenaamde ‘Tussenopbrengsten’ van curriculum.nu bekend (een plan voor vernieuwing van de onderwijsinhoud). Voor het cluster ‘geschiedenis, economie, aardrijkskunde, filosofie en maatschappijleer’ zijn twaalf vakoverstijgende Grote Opdrachten geformuleerd. Een greep:

– iedereen moet zijn plek kennen (bedoeld is oriëntatie op de directe leefomgeving);

– wetten en regels zorgen voor vrijheid (is dat altijd zo?);

– ik kies dus ik ben (cartesiaanse wending in het onderwijs?);

– van data naar wijsheid (??);

– alles is altijd steeds weer anders (is dat zo?);

– de wereld is een dorp (niet volgens Forum voor Democratie);

– tussen droom en daad staat (n) iets in de weg (gaat over politiek);

– je leert jezelf kennen door de ogen van een ander (identiteitspolitiek?)

Te veel fronsen. Allemaal algemeen geformuleerde goede bedoelingen waar vervolgens schoolvakken uit tevoorschijn moeten komen. Dat zal nog een hele klus worden.

Of schaffen we de vakken toch maar af?

Mijn conclusie. Het rapport Ruim baan voor leraren is gebaseerd op een nieuwe visie op leraarschap. Na een algemene basiscursus volgt specialisatie, vooral in leeftijdscategorie. Minder op specifieke vakken. Vakkennis staat wel nog centraal in de bovenbouw, waar leraren met een specialisatie lesgeven (nu eerstegraads gebied). Per saldo zegt het advies: ruim baan voor de leraar als procesbegeleider. Los van wat je daarvan vindt: gaan we daar het lerarentekort mee oplossen?

We vergroten er in ieder geval het inhoudelijke onderwijstekort mee.

Jan Drentje is rector voor een school voor volwassenonderwijs en docent geschiedenis aan de Rijksuniversiteit van Groningen.

Bron: NRC

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *