HINDOEÏSME: De Varna’s: vier maatschappelijke klassen
Het individuele leven kent vier fasen (áshram’s); ook in het maatschappelijke leven zijn er vier klassen (varna-’s), die later als ‘kasten’ bekend zijn geworden (‘kaste’ is een woord van Portugese oorsprong).
Het karakter van de mens kan alleen ontwikkeld worden door een concentratie van zijn persoonlijkheid op een bepaald aspect van de sociale orde. En daar de mensen in meerdere of mindere mate één van de drie aspecten van het psychische leven (gedachte, gevoel en wil) vertonen, worden ze ondergebracht in drie maatschappelijke klassen namelijk Bráhman’s, Kshatriya’s en Vaishya’s, terwijl de mensen, bij wie geen van deze drie functies geprononceerd ontwikkeld is, Shúdra’s genoemd worden.
Deze vier varna’s omvatten resp. de religieuze en intellectuele, de politieke en militaire, de agrarische en economische, en de ongeschoolde en onbedreven werkers.
In de Rig-Veda wordt de organische aard van de maatschappij uitgedrukt door de metafora van hoofd, armen, romp en benen, beantwoordende aan de vier varna’s, die dus één geheel vormen. Elke varna heeft zijn eigen plaats en rol, rechten en plichten in dit geheel.
Zij, die begiftigd zijn met de macht van denken en mediteren, zijn de Bráhman’s; zij, die de gaven van heldenmoed en rechtvaardigheid bezitten, zijn de Kshatriya’s; zij, die een sterke neiging vertonen tot de economische bezigheden in het leven, zijn de Vaishya’s en zij, die weinig of geen bedrevenheid kunnen opbrengen en alleen kunnen dienen, zijn de Shúdra’s.
Het ontstaan van de vierde varna heeft ook een historische achtergrond. Bij de verspreiding van de Árya’s over het Indische subcontinent, werden de vele primitieve volkeren als Shúdra’s opgenomen in de maatschappij, waar zij door vorming en ontwikkeling op den duur tot de hogere klassen konden opklimmen. Zelfs in latere tijden, toen honderden professionele groepen binnen de varna’s min of meer gesloten hiërarchische groepen (‘kasten’) vormden, is altijd de mogelijkheid van opklimming tot een hogere of verval tot een lagere kaste opengelaten, zoals in de Manu-Smriti (Wetboek van Manu) is geregeld. In de Purána’s (historische en mythologische geschriften) lezen we verhalen van mensen en gezinnen, die van een lagere kaste zijn opgeklommen tot een hogere kaste.
‘Kaste’, als basis van intieme sociale verhoudingen, moet zich niet bemoeien met het grotere leven van het volk.
‘Kaste’ moet niet in aanmerking worden genomen als het gaat om Dharma. Want Dharma houdt zich bezig met deugden, en deugden hebben niets te maken met kaste.
Bron: art. Jnan Adhin