In het kader van Ápravási Divas, 5 juni: Van waar komt de benaming Hindustán/Hindoestaan?

Het woord hindú is ontstaan uit Sindhu, de oude naam van de bekende rivier de Indus die thans door Pakistan stroomt. De Perzen spraken het uit als Hindu; het gebied werd later ook als Hindu en Hindustán aangeduid. De mensen die heel vroeger langs deze rivier woonden werden ook Hindu genoemd, waarna de cultuur als Hindu werd aangeduid. Na de Perzen kwamen de Grieken en deze konden de H niet (goed) uitspreken en ze zeiden dan Indoi. De Romeinen tenslotte veranderden dit in Indus. De rivier werd dan Indus genoemd en wat later werd het land India genoemd, de huidige naam. Hun grondgebied noemde men Hindustán, een andere naam van India; deze naam hebben de muslim’s aan India gegeven. Een Hindoestaan is een bewoner van of uit Hindustán doch ook een afstammeling van zo iemand. Er wordt ook Hindostaan geschreven en gezegd; dit woord is ontstaan, omdat op de Britse kaarten van Hindustán dit gebied Hindostan genoemd werd, want incorrect is (misschien hadden de Britten moeite met de juiste uitspraak, of klonk de ‘u’ klank bij snellere uitspraak een beetje als een ‘o’). De immigranten (hindu’s, muslim’s, waarschijnlijk enkele christenen) komen voornamelijk uit Uttar Pradesh en Bihar en deze twee plaatsen liggen nog steeds in India oftewel Hindustán.

Het Sanskrit woord voor India is Bháratvarsha of Jambudvípa; Bháratvarsha betekent Land van de zonen van Bharat. Jambudvípa bestaat uit Jambu en Dvípa; Jambu is jámun geworden (jámunboom) en dvípa betekent eiland. Hindu werd in het Hindí hindú en is in het Sarnámí hindu en hindú. Een hindú is iemand die de hindú dharma volgt. Het hinduïsme of de hindú dharma is niet alleen een godsdienst, doch omvat een hele cultuur in al haar sociaal- religieuze aspecten. Het hinduïsme is voortgekomen uit cultuuruitingen, geloofsovertuigingen, godsdienstige vereringsvormen en voorstellingen van verschillende volken, tijden en cultuurkringen. Dit is een proces van honderdduizenden, zo niet duizenden jaren geweest. Het hinduïsme kent geen bepaalde stichter of profeet. Het fundament ligt in de boodschappen van en gegeven voorbeelden door goddelijke incarnaties door de millennia heen en in het schouwen, een soort geestelijk “zien” van eeuwige waarheden door bijzondere mensen, rishi’s (zieners, heiligen). Deze eeuwige goddelijke waarheden over de achtergronden van het wereldgebeuren zijn in de godsdienstige geschriften, Veda’s, Rámáyana, Bhagavad Gítá, Purána’s, e.a. van de hindú’s vastgelegd. Veda betekent “het heilige weten”.

Bron: Sandesá/drs. N. Gangaram Panday, Indoloog