Sarnámi als moedertaal

Internationale Dag van de Moedertaal

Elk jaar wordt door de UNESCO op 21 februari de ‘Internationale Dag van de Moedertaal’ (‘International Mother Language Day’) gevierd. Deze dag staat in het teken van de taalkundige en culturele diversiteit en de meertaligheid.

Voor de UNESCO zijn talen het instrument om het culturele erfgoed levend te houden. Door de moedertaal in ere te houden, blijft de taalkundige en culturele traditie bestaan en, wordt men zich meer bewust van de verschillen tussen de diverse mensengroepen. Dit zou leiden tot meer begrip.

De ‘Internationale Dag van de Moedertaal’ werd voor het eerst in 2000 gevierd. Het communiqué dat hiertoe opriep, melde dat er bijna 6000 talen zijn.

 

Sarnámi 

Sarnámi is de moedertaal van de meeste Hindoestanen in Suriname en Nederland. Het is ontstaan uit diverse Indiase talen die door Indiase contractarbeiders in de loop van de contracttijd (1873-1916) uit Noord-India werden meegenomen via de depots in India en de 64 schepen met in totaal 34.304 mensen naar de plantages van Suriname. Hier kwam het Sarnámi tot wisdom, gevoed door voornamelijk het Bhojpuri, met enige invloeden van het Avadhi en uiteraard het Hindi. In het nieuwe vaderland werd het vervolgens vermengd met klank en kleur van het Sranangtongo, het Nederlands en ook het Engels (zeker als het gaat om Sarnámi dat in Nickerie wordt gesproken). Als gevolg hiervan kan geconstateerd worden, dat het Sarnámi erg rijk is aan vocabulaire, terwijl de syntaxis(de grammatica) in vergelijking met het Bhojpuri en het Hindi op Surinaamse bodem vereenvoudigd is.

In de huidige situatie zien we dat het gebruik van het Hindi, de oude interface van het Sarnámi, nog steeds gangbaar is. Politici gebruiken in officiële toespraken Hindi, radio-en televisieomroepers doen dat eveneens (al is er een enkele uitzondering op te merken), paṇdits weten van geen wijken (hoewel zij de teksten wel in het Nederlands willen uitleggen) e nook conferenciers (bijvoorbeeld in shows) sloven zich uit om te laten merken dat ze het superieure Hindi machtig zijn. Dit gebruik van het Hindi word took bevorderd door twee andere ontwikkelingen. De eerste is de toenemende invloed van Bollywood. Veel Hindoestanen willen de teksten van de film en de liederen verstaan en spannen zich in om Hindi te verstaan en te spreken. De tweede ontwikkeling is dat steeds meer Hindoestanen op vakantie naar India gaan. In beide gevallen is het gebruik van het Hindi minder geïnspireerd door status, maar door pragmatische overwegingen, hoewel deze twee motieven elkaar niet uitsluiten. En ook hier moet worden opgemerkt dat we weinig weten van de invloed van Urdu op de ontwikkeling van het Sarnámi.   

In Suriname is het Sarnámi een gemeenschapstaal gebleven. Het is tegen de verdrukking van het Hindi en het Nederlands in, en later van het Sranangtongo, tot ontwikkeling gekomen. Belangrijke functies van  deze taal waren het verschaffen van een identiteit aan de Hindoestaanse gemeeschap, het maakt communicatie mogelijk, zowel interpersoonlijke als via radio en televisie, en het fungeert als een medium waarin artistieke uitingen plaatsvinden. Maar deze functies van het Sarnámi worden minder. Steeds meer jonge Hindoestanen, met name die in en rondom Paramaribo, spreken onderling Sranantongo. De belangrijkste reden daarvoor is de sterk toegenomen invloed van het Creools nationalisme dat in verschillende zaken tot uiting komt, maar waarvan hier alleen het Sranangtongo van belang is. Deze taal wordt op diverse officiële gelegenheden gesproken, verdringt dus het Nederlands steeds meer als officiële taal en is praktisch een semiofficiële nationale taal geworden. Het spreken van deze taal wordt gezien als een teken van ‘echt’ Surinaams burgerschap. Dit nationalisme gaat zover, dat veel Hindoestanen regelmatig de formule prevelen ‘ik ben in de eerste plaats Surinamer en in de tweede plaats Hindoestaan’. Dat is een opvallende getuigenis omdat je zelden Creolen hoort zeggen ‘ik ben in de eerste plaats Surinamer en in de tweede plaats Creool’. De rem op het ongehinderd gebruik van het Sarnámi komt ook doordat het spreken van de ‘Hindoestaanse taal’ door Creolen belachelijk wordt gemaakt of anderszins wordt gestraft. Vooral Hindoestaanse jongeren hebben er moeite mee dat ze belachelijk worden gemaakt als zij Sarnámi of Hindi spreken. Maar Hindoestanen, als individu of gemeenschap, hebben tot nu toe angstvallig vermeden het publieke debat over deze kwestie aan te gaan. Daarmee handhaven zij hun traditionele positie om elke strijd over de gelijkwaardigheid te vermijden. Hindoestanen realiseren zich onvoldoende dat zij zelf hun capaciteit beperken met deze zelfverkozen tweederangspositie.

In Nederland is er onder Hindoestanen een andere ontwikkeling te bespeuren. In de Jaren zeventig en tachtig was er een Sarnámibeweging die zich inzette voor de erkenning van de emancipatie van de Hindoestaanse gemeenschap en haar taal. Maar blijvende effecten van de acties zijn lastig te duiden. Een belangrijk hedendaags verschil tussen jongeren in Suriname en Nederland is dat de eerstgenoemden in toenemende mate het Sranangtongo gebruiken, terwijl die in Nederland hun eigen taal ‘maken’. Deze mengeling van Sranantongo, Marokkaans, Turks, Papiamento en uiteraard Nederlands is ook wel bekend als smurfentaal, straattaal of jongerentaal. Het belang van Sarnámi, het Hindi en het Sranantongo neemt af ten gunste van het Nederlands. Wel wordt op de radio en tijdens religieuze rituelen het Hindi gesproken, maar dat wordt makkelijk vermengd mt of afgewisseld door het Nederlands.

Concluderend kan men stellen dat het Sarnámi door de verdrukking van het Hindi, het Nederlands en het Sranantongo een moeizame ontwikkeling heeft gekend. Het heeft zich lange tijd staande weten te houden, maar doordat Hindoestaanse culturele leiders niet méér hebben gewild dan een thuistaal, ontbreekt het aan ambitie om Sarnámi al seen normale taal erkend te krijgen die ook buiten de groep mag worden gesproken. Dit gebrek aan trots op de eigen taal (en cultuur) is de achilleshiel van elk voornemen om het Sarnámi te vitaliseren. Daarbij komt dat de culturele leiders in politiek, media en religie ernstig verzuimd hebben om met de jongere generatie in begrijpelijke taal te communiceren. Dat leidt tot een moeizame overdracht van taal en cultuur tussen generaties, zo niet van verbroken verbindingen. Of dit hersteld kan worden, is sterk afhankelijk van de ambitie en durf van het Hindoestaans cultureel leiderschap.

 

Bron:

https://www.beleven.org/feest/internationale_moedertaaldag

Sarnámi – een kleine taal met een grote opgave

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *