Kála Bhairava
Kála Bhairava was een bedelmonnik (bedelaar) met een bedelkom in de hand. De bedelkom was niet zomaar een reservoir. Het was de schedel van Brahmá’s vijfde hoofd. Shiva Bhagván sneed het af vanwege het vernederende gedrag van Brahmá en Vishnu.
Het verhaal is alsvolgt:
Brahmá en Vishnu twistten met elkaar om wie de opperste God zou zijn en deden een beroep op de getuigenis van de vier Veda’s, die Rudra-Shiva unaniem uitgeroepen hadden als de ULTIEME WAARHEID van het universum. Maar de twistenden konden niet accepteren dat Rudra, begiftigd met zoveel weerzinwekkende symbolen van onzuiverheid en degradatie, identiek kon zijn aan de Absolute Realiteit van Brahmán. Brahmá lachte minachtend: “Hoe kon de Brahmán, vrij van alle gehechtheid, lustig sporten met zijn vrouw in het gezelschap van zijn groep misvormde karn-kabouters (pramatha)?” Rudra’s suprematie werd uiteindelijk echter herbevestigd door de esoterische klankgreep, Omkára, kwintessens van de Veda en het meest gesublimeerde symbool van Brahmán, die erop wees dat de vrouw van Shiva er niet toevallig is voor haar man, maar integendeel Zijn eigen zalige essentie belichaamt. Op dat moment manifesteerde zich een immense vuurkolom in hun midden, waarbinnen de torenhoge gestalte van de Trinetra Rudra met zijn Trishul, slangen en halve maan werd herkend. Maar het vijfde hoofd van Brahmá beschimpte hem: “Ik weet wie je bent, je bent Rudra, die ik vanuit mijn voorhoofd heb geschapen, zoek je toevlucht bij mij en ik zal je beschermen, mijn zoon!”
Overmand door woede creëerde Shiva een laaiende Bhairava in menselijke vorm, sprak deze Kálabhairava aan als “God van de Tijd & Dood” (kála) want hij scheen als de God van de Dood: “Je wordt Bhairava genoemd omdat je van angstaanjagende trekken bent en in staat bent het universum te ondersteunen. Je wordt Kála-Bhairava genoemd, want zelfs de Tijd & Dood is doodsbang voor jou. ” Hij beval hem om Brahmá te kastijden, en beloofde hem in ruil daarvoor eeuwige souvereiniteit over zijn stad Káshí (Váránasí), de crematieplaats van het hindu-universum, waar de laatste emancipatie verzekerd is. In een oogwenk rukte Bhairava Brahmá’s schuldige hoofd af met de spijker van zijn linkerduim. Na dit gezien te hebben, loofde de verschrikte Vishnu, Shiva en prees toegewijd zijn heilige liederen op, gevolgd door de berouwvolle Brahmá. Daardoor bereikten ze zijn bescherming door het realiseren en erkennen van de allerhoogste realiteit van Shiva. Het afgehakte hoofd klemde zich onmiddellijk vast aan Bhairava’s hand, waar het in de vorm van de schedel bleef, bestemd om te dienen als zijn onverzadigbare bedelkom. Toen Bhairava zich verenigde om Vishnu en Brahmá te eren, dirigeerde Shiva hem om de wereld rond te trekken in deze armzalige toestand om verzoening voor de zonde van Brahmanicide. “Laat de wereld het ritueel van verzoening zien voor het verwijderen van de zonde van Brahmanicide. Bedel voor aalmoezen door je toevlucht te nemen tot de boetevaardigingsritus van de schedel (kapálavrata).” Shiva creërde een meisje bekend als ‘Brahmanicide’ (Brahmahatyá) en instrueerde haar om meedogenloos Bhairava overal te volgen, totdat hij de heilige stad van Káshí bereikte, waartoe ze geen toegang zou hebben.
Toen Bhairava de Kápálika-ritus beoefende met de schedel in de hand en achtervolgd werd door de verschrikkelijke Brahmahatyá, speelde hij vrijuit, lachte, zong en danste met zijn goblin horde (pramathas). Bhairava stal meer dan de harten van alle vrouwen, zelfs van de kuise vrouwen van de Zeven Vedische wijzen (sapta-rshi) toen hij door het Daru-woud liep.
Toen hij arriveerde bij Vishnu’s deur om verlossing te zoeken werd zijn binnenkomst geblokkeerd door de bewaker, Vishvaksena. Bhairava doorboorde de bewaker met zijn speer en tilde het lijk van hem op zijn schouder, en presenteerde hij voor Vishnu zijn bedelkom. Vishnu splitste zijn eigen voorhoofdader, maar het uitstromende bloed, het enige geschikte offer, kon de schedel niet vullen alhoewel het eeuwen lang vloeide.
Vervolgens toen Vishnu, Brahmahatyá probeerde te weerhouden van het martelen van Bhairava, merkte de crimineel op dat “bedelaars niet bedwelmd worden door de aalmoezen die ze ontvangen maar door de wijn van wereldse eer te drinken.” Vishnu vereerde hem als de Allerhoogste, onbezoedeld door zonden zoals Brahmanicide, en erkende dat zijn afhankelijkheid en degradatie slechts een verbeelding waren. Voordat Bhairava vreugdevol vertrok om ergens anders te smeken, beantwoordde hij het wederzijdse respect door Vishnu als zijn belangrijkste discipel te herkennen en erkende hij de status van Vishnu als “verlener van gunsten aan alle Goden”.
Toen Bhairava bij Káshí aankwam, zonk Brahmahatyá in de onderwereld en de heilige grond waarop de schedel viel, wat hem bevrijdde van zijn brahmanicide, werd bekend als Kapálamocana. Het was op de achtste dag (ashtamí) in de donkere (afnemende maan) helft van de maand van Márgashísha dat Shiva Bhagvan zichzelf manifesteerde als Bhairava. Sindsdien is door het uitvoeren van de wassing in Kapálamocana, zelfs de ergste zonde van brahmanicide (brahmahatyá) tenietgedaan; en wie vast op deze dag (Bhairaváshtamí) voor Kálabhairava (mandir bij Káshí) en ’s nachts wakker blijft, word bevrijd van grote zonden.
De oorspronkelijke Kála Bhairava-mandir bevond zich aan de oever van de Kapálamocana Tírtha zelf, in het Omkáreshvara-gebied ten noorden van Maidágin in Varánasí, waar Bhairava bij uitstek de ‘zonde verslinder’ (Pâpa-Bhakshana) was om de opgehoopte zonden van toegewijden en pelgrims te verslinden. Als de pelgrims naar Káshí de dood daar niet vrezen, zou dit zijn omdat hun pelgrimstocht naar de Maháshmashána bedacht is volgens het rituele model van Bhairava’s eigen aankomst bij Káshí voor absolutie van zijn vreselijke zonden en zijn daaropvolgende vestiging daar.
Bron: http://hindugod99.blogspot.com/