Kanttekeningen Ontwerp Wet Notarisambt

Op dit moment is het Ontwerp voor een nieuwe Wet Notarisambt (WN) in behandeling bij DNA. Aan deze behandeling wordt ruime aandacht besteed in de media. Ook het publiek volgt de ontwikkelingen met belangstelling.

De thans geldende tekst van de WN dateert van 1963. De oorspronkelijke tekst is echter van 1 mei 1869 en was voor het belangrijkste deel een kopie van de Nederlandse Wet op het Notarisambt. Na 1869 zijn er echter zoveel wijzigingen aangebracht in de Nederlandse Notariswet, dat er grote verschillen ontstaan zijn met de Surinaamse Notariswet.

In Nederland is bijvoorbeeld de verplichte aanwezigheid van twee getuigen reeds decennia geleden afgeschaft, terwijl het tuchtrecht ook op geheel andere wijze geregeld is. In Suriname fungeert het Hof van Justitie nog steeds als tuchtcollege over notarissen, terwijl in Nederland het tuchtrecht in handen is van een Tuchtcollege bestaande uit rechters en notarissen.

In Suriname bestaat er nog steeds een numerus clausus (vastgesteld maximum) van ten hoogste 20 notarissen. In Nederland is bij de invoering van de nieuwe Wet op het Notarisambt in 1999 afgestapt van het principe om een maximum bij wet vast te stellen. Dit betekent dat het aantal notarissen (evenals bijvoorbeeld het aantal advocaten) niet aan een maximum gebonden is. Indien voldaan wordt aan in de wet gestelde voorwaarden onder andere de Nederlandse nationaliteit, zes jaar praktijkervaring als kandidaat-notaris en het beschikken over een ondernemingsplan, dan kan in Nederland de benoeming tot notaris worden aangevraagd. De benoeming geschiedt bij Koninklijk besluit. Nederland was verplicht tot het liberaliseren van het notariaat op grond van de EG-richtlijnen die vrije concurrentie voorschrijven. Een numerus clausus is hiermee niet in overeenstemming.

Ook Suriname had voor deze mogelijkheid kunnen kiezen, maar in plaats daarvan is in het Ontwerp een maximum van 50 opgenomen. Naar ik begrepen heb, had de Surinaamse Vereniging van Notarissen en Kandidaat-notarissen een voorstel van 35 gedaan. Van een echte liberalisatie kan in Suriname dus nog niet gesproken worden.

Het DNA-lid mevrouw K. Mathoera heeft tijdens een spreekbeurt te kennen gegeven dat zij een onderzoek heeft verricht naar het verloop van het aantal akten bij het M.I. Gliskantoor te Paramaribo. Zij komt tot de conclusie dat het aantal akten vanaf 2015 een dalende trend vertoont. Dit is overigens goed verklaarbaar door de economische crisis waarin Suriname zich thans bevindt. De animo om in onroerend goed te investeren is sterk afgenomen en ook de prijzen voor onroerend goed vertonen een dalende trend.

Het aantal akten dat door een Surinaamse notaris gepasseerd wordt zou, volgens mevrouw Mathoera, gemiddeld 750 per notaris zijn. Dat betekent ongeveer 3 akten per notaris per dag. Inderdaad is dit niet veel. Ik memoreer dat toen ik in 1978 tot notaris benoemd werd, ik meer dan 2.000 akten per jaar passeerde, terwijl er notarissen waren die dit aantal zelfs overtroffen. Opgemerkt moet worden dat niet alle notariële akten op het M.I. Gliskantoor geregistreerd worden. Testamenten, volmachten, oprichting van rechtspersonen en nog enkele andere typen akten, vallen buiten het gezichtsveld van het M.I. Gliskantoor. Maar in het algemeen kan wel gesteld worden dat het gros van de akten die de notaris passeert, bestaat uit transporten en hypotheken en deze leveren ook het grootste deel van de notariële inkomsten op. Mevrouw Mathoera merkt dan ook terecht op dat indien het aantal akten in aanmerking genomen wordt, er eerder vermindering dan vermeerdering van het aantal notarissen zou moeten plaatsvinden. Dit zou naar haar mening asociaal zijn, omdat je een kandidaat-notaris niet tot aan zijn pensionering of overlijden in diezelfde functie kan laten. Ik ben het geheel eens met dit standpunt, maar tevens wijs ik erop dat een ongebreidelde verhoging tot malversaties binnen de beroepsgroep zou kunnen leiden. Een fasering van het aantal te benoemen notarissen wordt daarom ten sterkste aanbevolen. Ook de suggestie van mevrouw Mathoera om meer samenwerkingsverbanden tussen de notarissen voor het drukken van de kosten, is zeer relevant.

De belangrijkste reden voor het schrijven van dit artikel ligt echter in het voorstel voor het invoeren van een nieuw lid van artikel 24a WN, te weten lid 2. Dit lid kan inderdaad als een nieuwe Surinaamse vinding worden beschouwd, aangezien ik een dergelijke formulering in de Nederlandse Notariswet niet ben tegengekomen. Ik merk op dat ik de formulering niet rechtstreeks van DNA heb ontvangen, waardoor het mogelijk is dat de tekst die hier gebruikt is kan verschillen met de laatste versie van DNA.

In Nederland heeft men wel een vergelijkbaar artikel als artikel 24a van het Ontwerp (artikel 43 Nederland WN) ter bescherming van de cliënt. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de notaris de partijen bij de akte en bij het verlijden van de akte eventueel verschijnende andere personen, tijdig tevoren in de gelegenheid stelt om van de inhoud van de akte kennis te nemen. Alvorens tot het verlijden van de akte over te gaan, doet de notaris aan de verschijnende personen mededeling van de zakelijke inhoud daarvan en doet daarop een toelichting. Zo nodig wijst hij daarbij tevens op de gevolgen die voor de partijen of één of meer hunner uit de inhoud van de akte voortvloeien. De partijen en de overige verschijnende personen moeten dan verklaren van de inhoud van de akte kennis te hebben genomen en daarmee in te stemmen.

De door DNA voorgestelde wijziging van artikel 24a lid 2 luidt alsvolgt:              

Op straffe van nietigheid van de akte is de notaris verplicht, alvorens de verschijnende personen overeenkomstig artikel 25 de akte ondertekenen, (moet m.i. (CJ) zijn: zich (ervan)) te vergewissen dat de verschijnende personen de inhoud van de akte en de daaraan verbonden rechtsgevolgen in zijn geheel verstaan en begrijpen, en ter zake daarvan (toevoeging CJ: wordt) door hen aan de notaris een schriftelijke of mondelinge vastgelegde verklaring wordt (doorhaling CJ) afgegeven.

Er is kritiek geleverd op het woord “begrijpen” omdat het moeilijk zou zijn te bepalen of iemand inderdaad begrepen heeft wat hem is voorgehouden. Het juridische vakjargon is voor een belangrijk deel van onze burgerij die geen juridische opleiding genoten heeft, moeilijk te begrijpen.

In de Nederlandse tekst van artikel 43 WN staat daarom ook niet dat partijen alles begrepen moeten hebben. Gekozen is voor een formulering waarbij de notaris de inhoud van de akte aan de verschijnende personen heeft voorgehouden en dat zij van de inhoud van de akte kennis genomen hebben en ook daarmee instemmen.

In de Nederlandse wet is als sanctie op niet-naleving van de voorschriften het gemis van authenticiteit gesteld. Dit betekent dat de rechtshandeling bijvoorbeeld bij een leveringsakte de koop en verkoop wel in stand blijft, maar de levering (eigendomsoverdracht) nietig is en bij een akte geldlening met hypotheekstelling blijft de geldlening wel in stand, maar de hypotheekstelling (zekerheid door middel van een verbonden onroerend goed) is niet meer rechtsgeldig.

In het Surinaamse Ontwerp art 24a WN staat dat niet-naleving leidt tot nietigheid van de akte. Dit zou kunnen betekenen dat aan de akte geen enkel rechtsgevolg is verbonden. Een andere opvatting is echter dat ook bij nietigheid van de akte de rechtshandeling zelf in stand blijft.

Mijn voorstel zou daarom zijn om indien artikel 24a WN aangenomen wordt:

  1. de schriftelijk of mondeling vastgelegde verklaring niet bij een afzonderlijk geschrift vast te leggen, maar in de akte zelf op te nemen;
  2. geen nietigheid aan naleving van de vormvoorschriften te verbinden, maar vernietigbaarheid.

Dit betekent dat door de belanghebbende aan de rechter gevraagd wordt de nietigheid uit te spreken.

Het voordeel hiervan is dat de akte in principe geldig blijft totdat de nietigheid door de rechter is uitgesproken. Bij nietigheid van rechtswege is de authenticiteit van de akte in het geding, hetgeen de rechtszekerheid in gevaar brengt.

Een laatste opmerking ten aanzien van het onderhavige wetsontwerp is dat het een zogenoemd initiatiefwetsontwerp is. Normaliter worden wetsontwerpen door de regering ingediend bij DNA, die daarna, na de Staatsraad gehoord te hebben, tot behandeling van het Ontwerp overgaat.

Bij een initiatiefwetsontwerp, zoals in casu het geval is, ligt het initiatief bij DNA. Een belangrijke strijdvraag onder juristen is of voor een initiatiefontwerp ook de Staatsraad gehoord moet worden. Naar ik begrepen heb is het in ons land wel gebruik dat ook bij initiatiefontwerpen het advies van de Staatraad gevraagd wordt. Het is mij niet bekend of dit in het onderhavige geval gebeurd is. Zulks zou ook achteraf kunnen geschieden.

door: Carlo Jadnanansing
Paramaribo, 1 juli 2019.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *