Kleine groep claimt slachtofferschap slavernij
Jürgen Olivieira betoogde in de Kanttekening dat het geen goed idee is om met Keti Koti ook de contractarbeid van Hindostanen te herdenken. Hoogleraar sociologie Ruben Gowricharn vindt dat een miskenning van de geschiedenis van de contractarbeiders.
Wie denkt dat slavernij in Suriname is afgeschaft, vergist zich. Een generatie Afro-Surinamers, waartoe Olivieira behoort, betoogt dat het slavernijverleden hard doorwerkt in het heden. Deze groep is klein, maar in Amsterdam goed zichtbaar. Met grote regelmaat verkondigen zij onjuistheden, waarmee zij Hindostanen en andere groepen uit Suriname diskwalificeren en een monopolie claimen op slachtofferschap. Daar eisen ze bovendien financiële compensatie voor.
Centraal in het stuk van Olivieira staat de bewering dat contractarbeid en slavernij onvergelijkbaar zijn met elkaar. Dat is in principe juist en Olivieira somt een aantal correcte argumenten daarvoor op.
Op het fundamentele punt van de aard van de slavernij vergist Olivieira zich echter. Hij schrijft: ‘Er was destijds sprake van een nieuwe vorm van slavernij, genaamd chattel slavery. De tot slaaf gemaakten en hun nageslacht waren juridisch eigendom van de slavenhouder.’ Dat gevangen nemen en ruilen – niet per se voor geld – is een kenmerk van alle vormen van slavernij, zowel in het oude Egypte, Rome, Griekenland, als in tal van Aziatische en Afrikaanse landen en veel later in Caraïbische economieën.
Olivieira beweert in zijn opiniestuk dat Afrikanen onder barbaarse omstandigheden op schepen werden vervoerd, werden gebrandmerkt, gescheiden van familieleden, zwaar werden gestraft of zelfs gedood als ze ontsnapten en dat verkrachtingen aan de orde van de dag waren. Die praktijken kwamen inderdaad voor, maar anders dan Olivieira beweert, vond dat vooral plaats in de eerste periode van de trans-Atlantische slavernij, die in Suriname rond 1650 begon.
Tweehonderd jaar later was het stelsel van slavernij sterk veranderd en waren dit soort praktijken gaandeweg ingeperkt. De gewraakte praktijken waren dus geen regel. Zo wijst historisch onderzoek van onder andere Richard Price uit dat slaveneigenaren het nut inzagen van stabiele gezinsvorming en die zoveel mogelijk bevorderden. Het misleidende in deze opsomming is dat uitzonderlijke praktijken bij elkaar worden geveegd en als structurele kenmerken van een maatschappijstelsel worden voorgesteld. Dat is hetzelfde als beweren dat vrouwen in de twintigste eeuw dagelijks werden beknot in hun vrijheid, niet werden betaald voor hun arbeid, werden mishandeld en verkracht.
Geloof, cultuur en tradities
Olivieira herhaalt bovendien een populair sprookje: ‘Na hun contract ontvingen contractarbeiders die wilden blijven in Suriname een stuk grond en een startkapitaal. Afrikanen kregen dat niet.’ Dit verhaal, dat Hindostaanse arbeiders in tegenstelling tot Afrikanen honderd gulden kregen wanneer zij zich na afloop van hun contract (na 1895) als boer in Suriname vestigden, klopt niet. Want al sinds 1842 bestonden voor vrijverklaarde slaven wetgeving en praktijken, waarbij zij percelen in de buurt van Paramaribo kregen en honderd tot vijfhonderd gulden ontvingen.
‘Nederlandse overheden doen mee met deze koehandel, waarbij de ene groep niet en de andere groep wel herdacht mag worden’
Olivieira vervolgt: ‘De Afrikanen mochten hun eigen geloof, cultuur en tradities niet uitoefenen.’ Ook dat is niet waar, want vooral in de Amerika’s hebben ze die grotendeels behouden en eigen talen en religieuze rituelen ontwikkeld. Er waren beperkingen, maar die golden ook voor contractarbeiders, met name in Britse koloniën zoals Jamaica. Overigens geldt het ‘verlies van cultuur’ voor alle groepen, de blanken incluis.
Doorwerking
Olivieira noemt het begrip ‘doorwerking’ van het slavernijverleden een containerbegrip en erkent dat deze vorm van achterstelling door de slavernij beter moet worden gedefinieerd. Wat mij betreft is het een leeg begrip. Zwarte Nederlanders horen bij de meest succesvolle groepen in Nederland – hoe kunnen zij zijn achtergesteld? Waarin komt die achterstelling dan tot uiting?
De ‘financiële middelen die de gemeente heeft gereserveerd voor het gedenkjaar’ wil Olivieira niet delen: ‘Als er dit jaar ook aandacht moet komen voor contractarbeiders, dan moet het budget gedeeld worden. Zie hier weer een vorm van verdeel en heers.’ Ook dit moet ik tegenspreken. Degene die hier groepen verdeelt, zijn Olivieira en zijn geestverwanten. Die willen geen gemeenschappelijke koloniale geschiedenis erkennen, maar een monopolie opeisen op slachtofferschap door het lijden van slaven te maximaliseren en ‘reparatiegeld’ claimen.
Koehandel
‘We zijn gewoonweg nog niet op het punt gekomen om gezamenlijk te herdenken’, stelt Olivieira. ‘Daarom mijn advies aan Denk Amsterdam. Ga terug naar de tekentafel. Erken de gevoelens van de nazaten van tot slaaf gemaakten. Heb respect voor de gevoeligheden.’ Hebben Olivieira en de zijnen respect voor de gevoeligheden voor andere Surinaamse groepen? Dat blijkt niet uit het wegzetten van de nazaten van contractarbeiders als mensen die niet genoeg hebben geleden om samen met de Afro-Nederlanders een gemeenschappelijk kolonialisme te bevechten.
Het exploiteren van de slavernij door Olivieira is al opmerkelijk. Daarmee blijven hij en zijn medestanders ‘slaven’ van het slavernijverleden. Maar ronduit stuitend is het, dat Nederlandse overheden meedoen met deze koehandel, waarbij de ene groep niet en de andere groep wel herdacht mag worden. Daarmee doen zij volop mee met de uitsluiting van nakomelingen van de contractarbeiders.
Bron: dekanttekening.nl