Lezing Dr. Kirtie Algoe: “Hindu and Muslim Responses to Christian Dominance. Interreligious Relations Suriname and Guyana 1950-2014”

Op vrijdag 16 juni organiseerde de Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie een lezing met als titel “Hindu and Muslim Responses to Christian Dominance. Interreligious Relations Suriname and Guyana 1950-2014”. De lezing werd verzorgd door Dr.Kirtie Algoe, die op 26 april promoveerde tot Doctor in de Maatschappij Wetenschappen.

Van haar kregen wij de volgende samenvatting van haar proefschrift.

Het belangrijkste doel van de studie is het ontwikkelen van een verklaringsmodel voor interreligieuze relaties in het Caribisch gebied. In deze regio zijn er geen gewelddadige religieuze conflicten tussen christenen, hindoes en moslims geweest, zoals in vele andere delen van de wereld. In de 20ste eeuw zijn zulke conflicten wel geregistreerd in delen van Afrika, Europa, Azië. De bijzondere positie van het Caribisch gebied in de wereld is treffend verwoord door Barriteau (2006, p. 12): ‘(…) in this confrontational world, the Caribbean exists as a zone of peace’.

Deze studie analyseert de responses van hindoes en moslims op christelijke dominantie (voortaan aangeduid als ‘responses’) in Suriname en Guyana. ‘Responses’ verwijzen naar het gebruik van ideologieën en instituties door gemarginaliseerde religieuze groepen om religieuze dominantie structureel te verminderen. De onderzoeksvraag is: “Wat zijn de responses van hindoes en moslims op christelijke dominantie in Suriname en Guyana tussen 1950 en 2014?”. Het doel is deze ‘responses’ en hun invloed op interreligieuze relaties tussen christenen, hindoes en moslims te verklaren. De theoretische veronderstelling is dat ‘responses’ kunnen leiden tot twee vormen van interreligieuze relaties: religieuze dominantie en harmonische diversiteit.

 

Methodologie

Suriname en Guyana zijn gekozen voor dit onderzoek vanwege de overeenkomsten in de religieuze demografie. Binnen het Caribisch gebied hebben deze landen de grootste aantallen hindoes en moslims. Dit maakt de analyse van responses van deze twee religieuze groepen op christelijke dominantie mogelijk. Religieuze demografie is een belangrijk criterium voor de selectie van landen in dit onderzoek, omdat het gevolgen kan hebben voor interreligieuze relaties. Wanneer grote demografische veranderingen zich voordoen vooral door bekering van de ene religieuze groep tot een andere, kunnen er spanningen of conflicten tussen de respectieve groepen ontstaan.

De comparatieve mixed methods onderzoeksstrategie is toegepast om de interreligieuze relaties in Suriname en Guyana te bestuderen. Hierbij is de natie gekozen als analyse-eenheid. Binnen de gekozen onderzoeksstrategie worden de twee naties beschouwd als similar cases. Dit houdt in dat beide naties vergeleken worden op basis van theoretische overeenkomsten.

De focus is op de ‘responses’ tussen 1950 en 2014 in Suriname en Guyana. De periode rond 1950 is als beginpunt gekozen, doordat er vanaf toen in beide naties religieuze instituten, zoals formele scholen en wetgevingsproducten van hindoes en moslims, werden ingevoerd. Deze instituten kunnen theoretisch een belangrijke response zijn. Het jaar 2014 is het eindpunt, omdat data in Guyana tot in dit jaar verzameld zijn.

De belangrijkste kwantitatieve onderzoeksmethodes in deze studie zijn secundaire analyse van databestanden en analyse van officiële statistieken. De meest gebruikte kwalitatieve onderzoeksmethodes zijn analyse van documentaire bronnen en oral history interviews.

 

Vergelijking Suriname en Guyana

Om de ‘responses’ in Suriname en Guyana te kunnen verklaren, is er eerst een analyse gemaakt van de christelijke dominantie in beide naties. Er blijken overeenkomsten en verschillen te zijn tussen beide naties wat betreft de christelijke dominantie van 1950 tot 2014.

 

Evolutie christelijke dominantie tussen 1950 en 2014

Suriname en Guyana komen overeen in de zin dat de christelijke dominantie demografisch intact bleef tussen 1950 en 2014. In beide naties vormen christenen de grootste groep. Maar in Guyana was van meet af aan een christelijke meerderheid die enigszins toenam van 59% naar 63%. Daarentegen bleef in Suriname het christelijk aandeel iets minder dan de helft, dat voorts op hetzelfde niveau bleef van 1946 tot 2012. Een tweede overeenkomst tussen Suriname en Guyana betreft de veranderingen die zich voltrokken in de demografische samenstelling naar christelijke subgroepen of denominaties, waardoor de aard van de christelijke dominantie veranderde. Met name blijken onder de christelijke denominaties de volle evangelie-kerken invloedrijk te worden, wat ten koste ging van het ledental van traditionele christelijke kerken en andere niet-christelijke religieuze groepen in de periode 1946-2012.

Hoewel er belangrijke overeenkomsten tussen Suriname en Guyana in de christelijke dominantie zijn vastgesteld, zijn er ook cruciale verschillen. Het eerste verschil betreft de grotere relatieve afname van traditionele christenen in Guyana tussen 1946 en 2012. Het tweede verschil is de grotere relatieve groei van volle evangelie belijders in Guyana dan Suriname.

Theoretisch zijn drie factoren van invloed op de religieuze demografie: migratie, natuurlijke groei en conversie. Wat de factor conversie betreft, zijn er wel twee belangrijke verschillen tussen Suriname en Guyana. Ten eerste scheen conversie van hindoes tot de traditionele christelijke denominaties groter te zijn in Guyana. Ten tweede, blijkt er een verschil te zijn in de bekeerden tot het volle evangelie in beide naties. In Guyana zijn hindoes de belangrijkste groep die bekeerd zijn tot het volle evangelie, terwijl in Suriname het vooral Marrons met traditionele religies en Javaanse moslims zijn.

Wat betreft de conversie kunnen de verschillen tussen Suriname en Guyana beter worden verklaard door een onderscheid te maken tussen institutionele – en ideologische dominantie van religies. Conversie kan namelijk zowel het gevolg als het resultaat zijn van de dimensies van religieuze dominantie. Conversie van hindoes tot het christendom was in 1950 blijkbaar groter in Guyana dan in Suriname, vanwege de sterkere institutionele dominantie van traditionele christenen. In Guyana werden christenen bevoorrecht in openbaar onderwijs en overheidsbanen. Hierdoor werd bekering van niet-christenen afgedwongen voor opwaartse sociale mobiliteit. Dit was minder het geval in Suriname. Hier hadden christenen geen bevoorrechtte positie in openbaar onderwijs. Ze kregen wel betere toegang dan niet-christenen tot overheidsbaantjes, maar de christelijke dominantie bleef minder dan in Guyana.

Een verklaring voor het verschil in de groeiende conversie tot het volle evangelie tussen beide landen is mogelijk de doelgroep en strategie van bekeringsmissies. In beide naties brengen volle evangelie-kerken huisbezoekjes, en zij organiseren publieke evangelisatiecampagnes en genezingsdiensten. Maar in Guyana bezoeken zij gebieden met een concentratie aan hindoes. De volle evangelie-kerken bieden medische en materiële hulp aan, en gebruiken chutney gospelliederen bij bekeringsmissies. In Suriname wordt de groei van het aantal Marron volle evangelie-belijders gestimuleerd door het erkennen van de spirituele overtuigingen van Marrons met traditionele religies bij het belijden van het volle evangelie. Onder de Javaanse moslims schijnen Ahmadiyyas waaronder vermoedelijk de westbidders zich te bekeren tot het volle evangelie.

 

‘Responses’ op dominantie traditionele christelijke kerken

Er zijn responses op zowel de dominantie van traditionele christelijke kerken als op de groeiende invloed van volle evangelie in Suriname en Guyana. Wat betreft de dominantie van traditionele christelijke kerken zijn er opmerkelijke verschillen in de institutionele responses tussen beide naties. Vergeleken met Guyana, had Suriname institutionele ‘responses’ in meerdere sferen. Verder kende Suriname intensievere ‘responses’ dan Guyana.

Overheidsbeleid is een belangrijke verklaring voor de verschillen in institutionele responses van hindoes en moslims op de dominantie van traditionele christelijke kerken tussen beide naties. Vergeleken met Guyana, faciliteerde het koloniaal overheidsbeleid in Suriname de hindoes en moslims beter met staatsmiddelen, zoals de huwelijkswetgeving. Dit geldt ook voor het overheidsbeleid in beide naties, met name in Suriname van 1950 tot 1979 en in Guyana in de periode 1950-1968. Het verschil in dit overheidsbeleid tussen deze naties wordt verder verklaard door ideologische verschillen tussen regeringen. In Guyana waren regeringen in de periode 1950-1968 in termen van westerse politiek ideologische stromingen, doorgaans gestoeld op het marxisme of socialisme. In Suriname waren de regeringen tussen 1950 en 1979 veelal gebaseerd op een vorm van consensusdemocratie, waarbij de verdeling van politieke macht tussen de elites van verschillende etnische en religieuze groepen centraal stond. Echter waren er belangrijke verschillen in het gebruik van deze macht bij ‘responses’ vooral op het gebied van formeel onderwijs. In Suriname ontstond in de periode van de verbroederingspolitiek beleidsruimte voor het invoeren van subsidies voor hindoe- en moslimscholen. In Guyana, daarentegen, hadden de marxistische en socialistische visies van opeenvolgende regeringen andere ‘responses’ tot gevolg waaronder de nationalisatie van 51 christelijke scholen in 1961. Hierdoor beëindigde de overheid de dominantie van christelijke organisaties in het onderwijsbeleid van deze scholen.

 

‘Responses’ op invloed van de volle evangelie-kerken

Hoe waren de responses van hindoes en moslims op de groeiende invloed van de volle evangelie-kerken in Suriname en Guyana? Het blijkt dat de ideologische ‘responses’ een groter gewicht hebben dan hun institutionele ‘responses’ in beide naties. Dit verschilt met de responses op de dominantie traditionele kerken waar het gewicht van de twee typen responses juist andersom was. Wat betreft het grotere gewicht van de ideologische responses op de toenemende invloed van de volle evangelie-kerken blijken er verschillen tussen Suriname en Guyana. In Guyana worden de ideologische ‘responses’ van hindoes en moslims gecoördineerd door hun nationale religieuze organisaties, terwijl in Suriname de ideologische ‘responses’ van Javaanse moslims plaatsvinden via individuele moskeeën. Hierdoor spelen deze ‘responses’ een grotere rol in Guyana dan in Suriname. Een verklaring voor dit verschil is het religieus leiderschap en privé religieuze instituten. Guyana kent hindoe- en moslimorganisaties en leiders die het groeiende aantal volle evangelie christenen onder hun leden veroordelen en daarom de bekering tot het volle evangelie proberen te verminderen. Dit is eerder het geval bij de hindoes dan bij de moslims.

 

Invloed ‘responses’ op interreligieuze relaties

Er werd verondersteld dat ‘responses’ leiden tot (gewijzigde of ongewijzigde) religieuze dominantie of tot harmonische diversiteit. De vergelijkende analyse van Suriname en Guyana heeft aangetoond dat institutionele ‘responses’ bijdroegen aan de afname van dominantie van traditionele kerken in beide landen. Dit duidt op een gewijzigde christelijke dominantie. Verder hebben responses van hindoes en moslims op traditionele christelijke kerken een positief effect op de harmonische diversiteit in Suriname gehad, wat niet aantoonbaar is in Guyana.

Aangepast Conceptueel Model

Er werd uitgegaan van vier mogelijke verklarende factoren van ‘responses’ en interreligieuze relaties: overheidsbeleid, religieuze demografie, religieus leiderschap en religieuze instituten. De bevindingen van deze studie hebben nieuwe inzichten geleverd die aanleiding geven tot het aanpassen van het initieel conceptueel model. De veranderingen betreffen de verklarende factoren van ‘responses’, hun onderlinge relaties en de vormen van interreligieuze relaties.

In het oorspronkelijke conceptueel model kunnen ‘responses’ slechts via overheidsbeleid de religieuze dominantie verminderen. Theoretisch werd verondersteld dat dit kan wanneer gemarginaliseerde religieuze groepen politieke invloed bezitten via hun elites. Hoewel de resultaten van de studie aantonen dat ‘responses’ via het overheidsbeleid inderdaad cruciaal zijn om religieuze dominantie te verminderen, blijkt politieke macht van gemarginaliseerde religieuze groepen hiervoor geen vereiste. In Suriname werd de christelijke dominantie verminderd door zowel het koloniaal als nationaal beleid, terwijl hindoes en moslims geen politieke invloed hadden.

Er werd verondersteld dat politieke invloed een belangrijke verklaring zou zijn voor verschillen in ‘responses’ tussen beide naties. De analyses tonen aan dat politieke macht de verschillen in ‘responses’ tussen deze twee naties niet verklaart. Guyana had inderdaad minder beleidsruimte voor ‘responses’, maar dit kwam eerder door verschillen in de ideologieën waarop regeringen gestoeld waren.

Etniciteit werd als proxy voor religie gebruikt. De studie toont aan dat etniciteit niet alleen een proxy is voor religie, maar ook van invloed is geweest op de interreligieuze relaties in zowel Suriname als Guyana. Etniciteit werkt door op demografische verschillen en het overheidsbeleid. Suriname heeft meer religieuze denominaties vanwege de etnische diversiteit. Er zijn bijvoorbeeld onder de moslims en christenen meer etnische groepen in Suriname dan in Guyana.

 

Vormen van interreligieuze relaties

De twee veronderstelde vormen van interreligieuze relaties in het initieel conceptueel model – religieuze dominantie en harmonische diversiteit – hebben tot op zekere hoogte een verklarende kracht voor Suriname en Guyana. Ze schoten echter tekort in het weergeven van de groeiende invloed van nieuwe denominaties met name de volle evangelie-kerken. Daarom is een nieuwe vorm van interreligieuze relaties toegevoegd, te weten religieuze invloed.