Met grondwet in de hand eisen adivasi’s hun rechten op

Inheemse gemeenschappen India

De adivasi’s, de oorspronkelijke bewoners van India, worden vaak de dupe van modernisering van het land. ,,De regering wil ons land afpakken.”

Zijn precieze leeftijd kan Chandra Mohan Singh Munda zich niet herinneren, hoe lang hij nu al het dorpshoofd is in Sonpur, een verzameling aarden huisjes waartussen kippen rondscharrelen, evenmin. Maar er is een datum die de goedlachse vijftiger, gekleed in slechts een doek om zijn middel, moeiteloos oplepelt: 4 maart 2018. De dag dat de steen in Sonpur verrees.

Het ding, zo’n drie meter hoog en dik een meter breed, steekt kaarsrecht uit de grond, daar waar een onverharde weg eindigt en Sonpur begint. De teksten die erop zijn geschilderd komen uit de Indiase grondwet, legt hij uit. Zoals artikel 244, dat volgens de steen bepaalt dat in dit gebied „geen van de algemene wetten van het parlement en de deelstaatregering van toepassing zijn”.

In Jharkhand, een bosrijke deelstaat in het oosten van India, is iets geks aan de hand. De afgelopen maanden verrezen op de ene na de andere plek plots stenen als in Sonpur. Zelfde formaat, zelfde kleur. En met vrijwel identieke teksten.

Ze markeren de dorpen van Munda’s, een van de vele inheemse gemeenschappen die het land rijk is. De Adivasi’s, zoals deze oudste bewoners van het Indiase subcontinent ook wel worden genoemd, vormen met iets meer dan 100 miljoen mensen (op een bevolking van 1,3 miljard) een kleine minderheid. Ze hebben hun eigen talen en gebruiken en leven veelal van wat de natuur hen biedt, van diep in de jungle tot aan de randen van almaar oprukkende steden.

Maar voor hun vaak nog primitieve leefwijze blijft steeds minder ruimte over in een land dat ernaar snakt een economische supermacht te worden. Van de mensen die in de laatste helft van de vorige eeuw ontheemd raakten door de bouw van dammen, mijnen en andere industrieën behoorde 40 procent tot de adivasi’s, blijkt uit overheidscijfers. Nog geen kwart van hen werd opnieuw gehuisvest.

Zo ook in Jharkhand. De uitgestrekte bossen waaraan de deelstaat haar naam dankt – Jharkhand betekent ‘gebied dat door bos wordt bedekt’ – huizen al duizenden jaren verschillende adivasi-gemeenschappen. Ze wonen in dorpjes als Sonpur, met akkers waarop watermeloenen en aubergines worden verbouwd, en waarin pijl en boog tot het huisraad behoren.

Dat wil zeggen: de dorpen die niet al moesten wijken voor mijnbedrijven of infrastructuurprojecten van de lokale regering. De grond in Jharkhand zit namelijk meer dan elders in India bomvol schatten als bauxiet, goud en kool. Een rijkdom waar de adivasi’s, die tot de allerarmsten behoren, nauwelijks van meeprofiteren.

Integendeel: „De mijnindustrie is de belangrijkste veroorzaker van verplaatsingen van inheemsen in Jharkhand”, zegt onderzoekster Namita Wahi. Voor het Center for Policy Research (CPR), een denktank in New Delhi, bracht zij in kaart hoe overheidsprojecten de afgelopen decennia vooral plaatsvonden in tribale gebieden – gebieden die onder artikel 244 van de Indiase grondwet een speciale status genieten juíst om adivasi’s en hun recht op land te beschermen (zie inzet).

„Op papier zijn we heel progressief als het om de inheemsen gaat”, zegt Wahi. Zo mag hun land niet overgaan op ‘niet-adivasi’s’ (lees: particulieren en bedrijven), hebben adivasi-gemeenschappen in het noordoosten een vergaande vorm van zelfbestuur en geldt ook in de overige gebieden – waaronder Jharkhand – een zekere autonomie voor de Gram Sabha’s, de dorpsraden. Wil de lokale regering iets in hun gebied doen, dan moet de dorpsraad eerst worden geconsulteerd. Het probleem is dat dit niet wordt nageleefd.

Landbank

Kutte, even ten westen van Jharkhands hoofdstad Ranchi, ligt er op het heetst van de middag verlaten bij. Ook Rahul Oraon (35) blijft liever in de koelte van zijn ventilator terwijl hij het woord voert namens het ‘dorp van de ontheemden’, zoals Kutte is omgedoopt.

Nu zijn de meesten hier technisch gezien niet echt ontheemd, dat wil zeggen: slechts een deel van de duizenden families die in deze omgeving wonen, moest eind jaren 50 écht wijken toen Heavy Engineering Corporation Limited (HECL), een staatsbedrijf dat machines voor de Indiase spoorwegen en mijnindustrie maakt, hier een grote fabriek bouwde. De rest, waaronder Oraons grootvader, werd volgens hem evengoed ‘verzocht’ hun land aan de regering te verkopen.

Daartegenover stond de belofte van geld en banen in de fabriek. Maar geld kreeg volgens Oraon lang niet iedereen, en banen bleven tot die eerste generatie beperkt. Verder veranderde er lange tijd weinig aan het leven van de achterblijvers. Hun akkers mochten ze blijven verbouwen en hun huizen laten staan. Wat wel veranderde: hun omgeving. Door Ranchi, dat zich steeds verder uitbreidde. Eerst ver weg, maar langzamerhand steeds dichterbij. Intussen loopt de akker van Oraons familie aan een kant op tegen een gloednieuw hek, waarachter bouwvakkers druk bezig zijn een kolossaal gebouw uit de grond te stampen. Het nieuwe parlementsgebouw, zegt hij.

Wij hebben altijd op dit land geleefd en we zullen hier ook nooit weggaan.

Rahul Oraon landbouwer

En nu weet Oraon het ook niet meer. In lokale kranten las hij dat verschillende dorpen in de buurt binnenkort moeten wijken voor nog meer overheidsgebouwen. Officieel bericht heeft hij nog niet gekregen. Om dat voor te zijn stapte Oraon namens de Vereniging van Ontheemde Families, die volgens hem 30.000 mensen vertegenwoordigt, naar de rechter. „Wij hebben altijd op dit land geleefd en we zullen hier ook nooit weggaan.”

Een steen in de omgeving van Ranchi, de hoofdstad van Jharkhand

Maar de adivasi’s zijn er niet gerust op. In 2017 startte een campagne om bedrijven uit binnen- en buitenland over te halen fabrieken te openen in Jharkhand, nog altijd één van India’s armste deelstaten. Naast de belofte van versimpelde procedures pronkte de regering daarvoor ook met haar ‘landbank’: 2,1 miljoen hectare overheidsgrond, klaar voor gebruik.

„Waar halen ze al die grond ineens vandaan?” De vraag van dorpshoofd Chandra is meer retorisch dan dat hij een antwoord verwacht. Het is rond die investeerderstop dat de eerste stenen in Jharkhand verrezen. Pathalgadi heten ze ook wel, naar de eeuwenoude traditie van de Munda’s – één van de grootste inheemse gemeenschappen in deze regio – om zo hun doden te eren of belangrijke gebieden te markeren.

Wie ermee begon is onduidelijk, wie er precies achter deze beweging zit ook. De regering houdt het op ‘anti-nationalisten’ en illegale opiumtelersdie banden hebben met maoïstische rebellen (voorkomend in deze regio) die zo de politie uit hun dorpen proberen te houden. Anderen wijzen naar missionarissen van de kerk, die erg actief zijn in deze regio en die zich bedreigd voelen door de hindoe-nationalistische agenda van de BJP.

In Sonpur wuiven ze die aantijgingen weg. Er zijn überhaupt geen leiders, houdt dorpshoofd Chandra eerst vol. Om na enig aandringen alsnog de naam van Joseph Purti te noemen: een Munda uit een nabijgelegen dorp die enkele maanden geleden „kwam praten” in Sonpur. Via hem kregen ze het geplastificeerde mapje dat ook elders opduikt, met daarin onder meer een paginagrote foto van een steen, precies zoals nu bij de ingangen van hun dorp prijkt.

Ondanks een arrestatiebevel tegen Purti (onder meer voor opruiing en obstructie van ambtenaren tijdens een van de Pathalgadi ‘ceremonies’), blijkt de man die ook door de politie als een van de leiders wordt gezien niet moeilijk te vinden. In een T-shirt vol gaten en met een doek om zijn hoofd, staat hij te schoffelen op een stukje grond achter zijn huis.

We breiden alleen een beweging uit die al decennia bestaat.

Joseph Putri vermeend Pathalgadi-leider

Volgens Purti, die tribale groepen de „echte eigenaren van India” noemt, doen ze met hun protest niets nieuws. „We breiden alleen een beweging uit die al decennia bestaat.” Ook hij weet zeker dat de industrie die de regering naar Jharkhand wil halen ten koste zal gaan van adivasi-land – iets wat een betrokken ambtenaar, die anoniem wil blijven, niet ontkent. Purti: „Daarom moeten we hen een lesje in de grondwet geven.”

De interpretatie van Purti en zijn collega’s is alleen aan de ruime kant, merkt Namita Wahi van CPR op. Artikel 244 betekent niet dat adivasi’s boven de wet staan, zoals de opgezette stenen suggereren. Maar, voegt ze toe: „Autonomie is wel iets waar zij al lang om vragen. En zo lang de overheid haar beloftes niet nakomt, zullen ze dat blijven doen.”

Met medewerking van Raghavendra Verma
Sonpur, met in het midden dorpshoofd Chandra Mohan Singh Munda (met doek om het middel)