Met pijn in het hart niet meer voor de klas
Ze verlieten het onderwijs en zouden best terug willen. Maar het is geen reële optie zolang het werk zo overbelast is. Drie onderwijzers vertellen.
Terug voor de klas? Dat willen veel gestopte basisschoolleerkrachten best, maar dan moet de werkdruk drastisch omlaag. Het is de meest genoemde voorwaarde voor terugkeer in het basisonderwijs. Dat blijkt uit de enquête die platform voor onderzoeksjournalistiek Investico uitvoerde naar de stille reserve in het onderwijs voor Trouw, Het Onderwijsblad en De Groene Amsterdammer.
Joanne Plattel (59) stopte in 2004 na 23 jaar juf te zijn geweest in het basisonderwijs. Ze is nu uitvaartondernemer. “Ik mis het onderwijs wel eens. Mijn hart zegt: Ik zou best op maandagochtend rekenlessen kunnen geven. Maar mijn hoofd zegt: Dat lesgeven op een basisschool, het is mooi geweest.”
Hein Wittgen (37) stopte in 2010 na drie jaar voor de klas. Hij is nu onderwijsadviseur. “Ik vind het jammer dat het mij niet gelukt is om veertig jaar voor de klas te staan. Ik zie me nog wel eens terugkeren in het onderwijs, ik mis de interactie met de kinderen. Maar niet zoals het nu geregeld is.”
Jellie de Roos (46) stopte in 2015 in het basisonderwijs, na 22 jaar voor de klas. Ze is nu als trainer bezig met onderwijsvernieuwing en schreef een boek over haar onderwijsloopbaan. “Ik mis het lesgeven nog steeds. Je krijgt het onderwijs niet uit het meisje. Maar er moeten veel zaken veranderen voor ik terugkeer. We zijn de kinderen uit het oog verloren.”
1. De druk van een klas vol kinderen
Ten eerste, zeggen de drie leraren: tijdens een schooldag hadden ze amper momenten voor zichzelf. Ze moesten constant alert zijn en naar het toilet kon alleen even snel.
Plattel: “De werkdruk in het onderwijs is gigantisch. Het gaat aan een stuk door. Ik heb klassen gehad van 42 leerlingen, ik kon amper tussen de tafeltjes doorlopen.”
Wittgen: “Ik heb nu ook drukke dagen. Maar als ik wat tijd heb tussen twee afspraken pak ik een rustmoment. Dan stap ik uit de auto en geniet ik even. Die rustmomenten heb je niet als je voor de klas staat. Het gaat constant door. Wat dat betreft is het onderwijs echt topsport.”
De Roos: “Het is zeer intens om voor de klas te staan. Als ik naar de wc ging, stonden er drie kinderen op de deur te bonzen. De pauzes werden steeds korter, omdat ik op den duur pleinwacht kreeg. Rustig een boterham eten was er niet bij. “Zie je me vliegen door die dag?”
2. De druk van de papieren
Toetsen moesten worden nagekeken, rapporten ingevuld, handelingsplannen gemaakt. Al dat papierwerk zorgt voor extra werkdruk, ervoeren ze, omdat leraren er ’s avonds of in het weekend mee bezig zijn.
Plattel: “Het papierwerk is in 23 jaar tijd toegenomen. Er moet meer getoetst worden, ik was aan het einde meer tijd kwijt aan administratie dan toen ik net begon als juf. Dat is echt veranderd.”
Wittgen: “De leraren die zeggen terug te willen, missen vooral de kinderen. De teamvergaderingen en het schrijven van rapporten zullen ze niet missen. Ik ben bang dat het ijdele hoop is dat deze mensen zomaar terugkomen. Eerst moet de hoeveelheid administratie verminderen.”
De Roos: “Na schooltijd keek ik toetsen na, ’s avonds deed ik de lesvoorbereiding. Maar daarnaast moest ik bijvoorbeeld handelingsplannen maken, waar instaat wat de leerdoelen zijn van elke leerling. Als mijn man met de kinderen op pad ging, was ik plannen aan het schrijven en aan het evalueren. Door de invoering van passend onderwijs ging ook dat steeds meer tijd kosten.”
3. De druk van de ouders
Ouders zijn mondig, stellen eisen en vergeten soms dat de leraar niet exclusief op aarde is gezet voor hun kind. Gek werden de drie leraren er af en toe van.
Plattel: “Wat ik heel erg lastig vond, was dat ouders op hoge poten verhaal kwamen halen over een situatie waar ze zelf niet bij waren geweest. Ik hoor soms collega’s praten over de leerkracht van hun kinderen en dan denk ik: Ik ben blij dat ik jullie collega ben en niet de juf van je kind. Ouders mogen er meer van uit gaan dat iemand die voor de klas staat echt wil knokken voor ieder kind.”
Wittgen: “Ouders zouden begripvoller kunnen zijn. Ik kreeg als leraar weinig waardering. Ook niet van mezelf hoor, maar evenmin van ouders. Die komen soms met een probleem van hun kind bij jou en dan willen ze dat jij dat probleem gaat oplossen. Maar ze vergeten dat een leraar meerdere kinderen in de klas heeft.”
De Roos: “Ouders benaderen leerkrachten niet per se op een fijne manier. Ze zijn soms lastig om mee om te gaan. Ouders verliezen wel eens uit het oog dat een leraar er niet exclusief is voor hun kind maar voor de hele klas. Ze behandelen hun kinderen als prinsjes en prinsesjes. Toen ik begon speelde dat minder.”
4. De druk van Den Haag
Noem een maatschappelijk probleem en het onderwijs moet het oplossen. Politiek Den Haag vraagt te veel, vinden de drie.
Plattel: “Ik vind het onderwijs soms echt overbelast. We moeten beter nadenken over de taakomschrijving van leraren. Wat mag je wel en niet vragen? Leraren kunnen niet overal verantwoordelijk voor worden gehouden.”
Wittgen: “Leerkrachten doen meer dan lesgeven. Ze zitten in allerlei commissies en regelen Sinterklaasavonden en buitenschoolse activiteiten. Dat gebeurt meestal in hun eigen tijd, vooral als het parttimers zijn. Dan vind ik het schandalig dat de politiek leraren nu wil afschepen met een minimale salarisverhoging.”
De Roos: “Het is tijd dat de politiek leraren gaat ontzorgen. Er wordt veel te veel op de schouders van het onderwijs gelegd. Nu moeten scholen weer met alle kinderen naar het Rijksmuseum. Geef ons eerst maar eens meer geld, denk ik dan. Ik zeg nog ‘ons’, hoor je dat?”
5. De druk van de roeping
Het onderwijs is een passie, zeggen de drie leraren. Daar moet je een roeping voor hebben. Maar die roeping zorgt ook voor druk, erkennen ze, want naar de eigen standaarden is het zelden goed genoeg.
Plattel: “Werkdruk creëren leraren ook zelf. Dan was ik op vakantie aan het bedenken hoe ik al mijn indrukken wilde delen met leerlingen. Het hield nooit op. Dat is ook wel te verklaren. In het onderwijs wil je die dingen delen die je verrijkend vindt. Ik had eigenlijk al jaren eerder willen stoppen. Maar ik vond dat ik dat niet kon maken tegenover de kinderen.”
Wittgen: “Het gekke is: ik werd zelf in een paar jaar tijd enorm prestatiegericht. Ik wilde het onderste uit de kan halen, voor de kinderen en om de school goed op de kaart zetten. Ik wilde een goede citoscore voor groep 8. Dat moest van niemand. Van de directeur kreeg ik genoeg vrijheid om te experimenteren of naar buiten te gaan met leerlingen, maar daar maakte ik geen gebruik van. Ik nam veel te veel hooi op mijn vork.”
De Roos: “Ik was een perfectionist. Ik voelde me verantwoordelijk voor alle kinderen, wilde iedereen evenveel aandacht geven. Ik wilde elke leerling aanspreken op zijn talenten. Andere leraren deden dat minder. Zij staan nog wel voor de klas. Maar ik vond dat zij soms de kantjes er vanaf liepen.”
Bron: Trouw