Nílkant (vrije interpretatie)
Nílkant (vrije interpretatie)
Wie bezit, draagt verantwoordelijkheid
Shri Brahma creëerde het heelal, de moeder aarde en het leven, Goden en demonen (de kwade machten) en hun allermooiste creatie – de mens. De mensen richten hun gebeden en Yagnas tot God, die hun gaarne ondersteunde . Demonen wilden het Universum veroveren en de controle over de aarde (waar de mens woonde) en de Swarg lok (de hemel de verblijfplaats van de goden) hebben. Om zichzelf te redden, zou de mens zich onvermijdelijk wenden tot de goden, wat zou leiden tot Devá-sur Sangrám (het gevecht tussen goden en demonen).
De demonen dachten altijd dat zij sterker dan de Goden waren. Het geheim van hen was in de handen van de Demon Guru (leraar en adviseur) Sukrachárya (Een groot toegewijde aan Bhagván Shiva), die een zegen van Shiva kreeg genaamd mrita-Sanjívani (dat wat een dode weer tot leven brengt ). Dit zorgde ervoor dat er geen demon zou worden gedood. Zo gebeurde het dat de koning der Goden, Indra op zijn olifant was toen hij achárya Durvásá ontmoette. Durvásá bood hem een bloemenkrans aan die in het licht geplaatst was op het hoofd van zijn olifant en het dier gooide het op de grond. Durvásá, die bekend stond om zijn driftigheid , beschouwde het incident als een belediging en de arrogantie van de Goden. Hij vervloekte de Goden “Laat al de rijkdom en macht van U worden ontnomen “. De devi van de welvaart Lakshmí verdween ineens in de diepte van de oceaan.
Wat zou een betere kans zijn voor de demonen? Ze verjoegen zo de goden uit de hemel.
Bhagwan Vishṇu, de beschermer kwam met een oplossing : De Ságar Mantan (het karnen van de oceaan om kostbare elementen eruit te halen) om de meest waardevolle van alle middelen , de amrit of nectar eruit te krijgen welke onsterfelijkheid veroorzaakte. Hierbij was echter de gezamenlijke inspanning van zowel Goden als demonen nodig.
Ook de demonen werden dus uitgenodigd voor de samenwerking om te delen wat na het karnen uit de grote oceaan zou komen. Sukrachárya was eerst terughoudend omdat deze nooit Amrit nodig vond. Maar de opportuniteit gebood dat toen het er op leek dat de demonen hun macht zouden instorten op moment dat Sukrachárya stierf, daar hij hij de enige persoon was die dode tot leven kon brengen, maar niet zichzelf, koos men om toch mee te doen
Het Ságar Mantan werd afgesproken. Er werd besloten dat de berg genaamd Mandráchal zou worden gebruikt als scharnierpunt en de grote slang Vásukí (de krans van bhagwan Shiva) als het touw om de spil te draaien. De goden en demonen zouden de slang trekken van beide kanten om oceaan te roeren. Maar de grote vraag was …wie zou de slang en het dodelijke gif trotseren?
Náradji , haalde een list uit vleidde de demonen om de hoofdzijde van de slang te accepteren.
De inspanningen begonnen, en de Ságar leverde veel waardevolle elementen, juwelen, schatten enz. op. Die werden verdeeld over goden en demonen. Ook Lakhsmí Mátá kwam uit de oceaan terug en Shri Vishṇu nam haar als zijn vrouw. Aan het eind van het karnen kwam de felbegeerde Amrit (nectar) omhoog , die Shri Vishṇu door een truc reseerveerde voor de goden. Alvorens de Amrit zichtbaar werd , kwam een dodelijke gif eerst . Dit gif was zo dodelijk dat het een gevaar vormde voor de gehele schepping . Het werd kálkut genoemd – de manifestatie van de dood. Het groeide oncontroleerbaar en veroorzaakte onrust in het hele universum. Tot wie konden God en demonen zich nu richten ? Wie had de mogelijkheid om dit wapen van verwoesting te beheersen? Wie behalve Mahá-Mrityunjay (Bhagván Shiva) zelf?
Alles draaide om Bholenát.
Bhagván Shiva nam het Universum onder zijn bescherming en slikte al het gif. Het gif van de Natuur kon nu geen schade toe brengen aan Mahádev Shiva, maar het was zo dodelijk dat hij het verzamelde in zijn keel die zo blauw kleurde. Toen kreeg Áshutosh Shiva een nieuwe naam Nílkant (God met blauwe keel).