Onderzoek toont aan: we lijken bovengemiddeld vaak op onze voornaam
Een Barbara oogt niet snel als een Aurélie
We lijken bovengemiddeld vaak op onze voornaam. Dat blijkt uit onderzoek dat deze week verscheen in vakblad Journal of Personality and Social Psychology.
De sociaal psychologen uit Israël, Frankrijk en de VS lieten proefpersonen in Israël en Frankrijk foto’s van gezichten zien. Zij moesten telkens uit een lijstje met vier of vijf voornamen de juiste proberen te kiezen. Dat deden de paar honderd deelnemers in de twee landen opvallend goed, volgens de onderzoekers. Bij sommige namen wist bijna de helft van de deelnemers het juiste gezicht te vinden.
Omdat mensen van verschillende generaties andere namen hebben, werden alleen personen tussen de 20 en 30 jaar gefotografeerd. Ook hadden ze allemaal dezelfde etniciteit, een neutrale gelaatsuitdrukking en was er geen kleding zichtbaar.
Haar als indicator
Volgens de onderzoekers is de uitkomst van hun studies grotendeels te verklaren vanuit onze associatie van bepaalde namen met bepaalde kenmerken van het gelaat. Met name de haardracht bleek een goede indicator voor het raden van de juiste naam.
De Franse proefpersonen konden de Israëlische gezichten en Hebreeuwse namen veel minder goed aan elkaar koppelen dan Franse gezichten en namen, en vice versa, zo bleek. Wie niemand kent met de genoemde naam, heeft geen referentiekader, verklaren de onderzoekers het verschil.
In een ander experiment trainden de onderzoekers een computer om namen en gezichten aan elkaar te linken. Ze gebruikten hiervoor een database met bijna honderdduizend foto’s. De computer bleek bij de keuze uit twee namen vaker goed te zitten dan een willekeurige selectie (tot wel 64 procent tegenover 50 procent). Opnieuw een bewijs dat namen iets zeggen over hoe iemand er vermoedelijk uit zal zien, volgens de onderzoekers.
Kanttekeningen
Maar dat gaat Gerrit Bloothooft, namenonderzoeker van de Universiteit Utrecht, te ver. ‘Daar geloof ik niets van.’ Hij noemt de studie goed uitgevoerd maar plaatst wel enkele kanttekeningen.
Bloothooft wijst op het feit (waarvan ook de onderzoekers zich bewust zijn) dat de resultaten afhangen van de lijst van namen waaruit proefpersonen moeten kiezen. ‘Als één naam zeker niet van toepassing lijkt, kan deze meteen weggestreept worden en is de kans de juiste naam te kiezen al groter.’
De belangrijkste voorspellers voor een bepaalde voornaamkeuze in Nederland zijn volgens Bloothooft het opleidingsniveau van de ouders (en zo hun inkomen), een traditionele of trendgevoelige levenshouding en etniciteit. Dit onderscheid in sociale groepen maakt het onderzoek niet, volgens hem.
Als sociale groepen herkenbaar zijn aan het gelaat, vermoedt Bloothooft dat Jan, Friso of Kevin te onderscheiden gezichten zouden kunnen hebben. ‘Binnen een sociale groep lijken systematische gezichtsverschillen tussen mensen met een naam als Lisa en Eva, of Kimberley en Kelly me onwaarschijnlijk.’
Tot slot suggereren de onderzoekers dat mensen gedurende hun leven een gezicht kunnen ontwikkelen dat past bij hun voornaam en de door anderen verwachte uiterlijke kenmerken ervan.
de Volkskrant