Pitra Paksha

Pitra Paksha of Shráddha is de periode van 15 dagen gewijd aan de overleden voorvaderen, welke dit jaar duurt van 18 september tot en met 2 oktober 2024.

Shráddha (श्राद्ध), kortweg Shráddh, oorspronkelijk een Sanskritwoord, is een combinatie van twee woorden “Sat”, dat waarheid betekent en “Adhár”, dat basis betekent; alles of elke handeling die wordt uitgevoerd met alle oprechtheid en geloof. Shráddha (श्राद्ध) is het ritueel om voorouders te vereren, dit ritueel drukt iemands onvoorwaardelijke eerbied voor de voorouders uit.

Gedurende deze periode wordt de Shráddha of Tarpaṇ van de voorouders uitgevoerd op de Tithi waarop ze de eeuwigheid ontmoetten.

Pitra Paksha valt volgens de Hindu Pancáng vanaf de 1e Tithi van de Áshvin Más en gaat door tot de dag van de Nieuwe Maan (Amávasyá), ook bekend als Sarvapitri Amávasyá of Mahálayá Amávasyá.

Oorsprong van Shráddha:

Volgens de heilige Hindú teksten was Rishi Atri, van de 10 zonen van Shrí Brahmá de eerste die de rituelen van Shráddha ontcijferde, zoals doorgegeven door Shrí Brahmá aan zijn zoon Nimi Rishi. Bedroefd door de plotselinge dood van zijn zoon begon Nimi Rishi, geleid door Nárad Muni, zijn voorouders in te schakelen die al snel voor hem verschenen en zeiden: “Nimi, uw zoon heeft de plaats al ingenomen onder Pitra Deva’s. Aangezien je de daad hebt verricht van het voeden en aanbidden van de ziel van je overleden zoon, is het hetzelfde als wanneer je Pitri Yajña had uitgevoerd.” Sinds die tijd wordt de Shráddha beschouwd als een belangrijk ritueel van de Dharma.

Shráddha is een gebruikelijk ritueel dat elk jaar wordt uitgevoerd op de sterfdag voor de heengegane zielen volgens de Hindú kalender. Hindú Geschriften hebben een aantal voorschriften die door hun nazaten moeten worden uitgevoerd.

De  Bhagavad Gítá vermeld:

“na jayate mriyate va kadacin, nayam bhutva bhavita va na bhuyah, ajo nityah sasvato ‘yam purano, na hanyate hanyamane sarire” (Bhagavad Gítá: hoofdstuk 2 vers 20).

“Shrí Krishṇa zei: De ziel wordt nooit geboren en sterft nooit, de ziel is niet ontstaan, komt niet tot leven en zal niet ontstaan.” De ziel is ongeboren, eeuwig, altijd bestaand en wordt niet gedood als het lichaam wordt gedood.”

Er is een tussenvlak genaamd Pitra Loka oftewel de wereld van de overleden zielen. De meeste vertrokken zielen komen deze wereld binnen voor een tijdelijk bestaan, totdat hun lot is beschoren om verder te gaan in hun verblijf. De Shráddh-ceremonieën richten zich tot de heengegane zielen tijdens hun verblijf in de Pitra Loka. De Shráddh-ceremonie kan de heengegane ziel in staat stellen op te stijgen naar een hoger bestaansniveau.

Rishi Kindam beschrijft 3 soorten schulden die moeten worden vrijgemaakt voordat ze deze wereld verlaten. Deze omvatten:

Dev Riṇ – Schuld tegenover Shrí Vishṇu die kan worden opgelost door Dán te doen (donatie).

Rishi Riṇ – Schuld van Shrí Shiva die wordt geschrapt door kennis te bereiken en te delen.

Pitra Riṇ – Schuld van Shrí Brahmá die wordt kwijt gescholden  wanneer de nazaten Pinddán / Shráddh doen voor hun voorouders.

Iemand die de drie schulden niet opruimt, verzaakt zijn plichten jegens Shri Vishṇu, Shiva en Brahmá.

Schuld betekent verlangens van onze voorouders die niet werden vervuld tijdens hun leven en als ze niet worden vervuld weerspiegelt het zich als een schuldstoornis in het gezin en kan zich klinisch presenteren met verlies van rijkdom, verlies van regie, moed en gezondheid. De daaruit voortvloeiende problemen in de teksten werden Pitra Dosh genoemd. We ontlenen ons bestaan aan onze voorouders, we zijn onze voorouders verschuldigd. En als onze ouders dood zijn, zijn we zoveel verschuldigd aan hen dat we  de schulden op geen enkele manier aan hun ziel kunnen  terugbetalen, behalve dan door de Shráddh-ceremonie voor hen te doen, omdat het de enige manier is om hen te helpen tijdens hun leven na de dood.

Shráddh bestaat voornamelijk uit deze componenten:

  1. Tarpaṇ: het aanbieden van water aan de voorouders tijdens het reciteren van mantra’s.
  2. Arpan: voedsel bereiden op de dag van Shráddh wat de voorouders altijd leuk vonden.
  3. Brahmin bhoj: aanbieden van satvisch-voedsel aan brahmánen.
  4. Pinddán: offer van zwarte sesam, kushá ghás, Jwar en gekookt of gebakken rijst.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *