Rijke Chinezen besteden vakantiegeld in arme regio’s
Ook de laatste arme Chinezen moeten delen in de welvaart, vindt Peking. Die helpt provincie Guizhou daarbij. Deel 1 van een tweeluik: toerisme.
Vanaf de geasfalteerde weg is het ongeveer een kilometer lopen over een zandpad naar Jidao, een bergdorp in China’s zuidwestelijke provincie Guizhou. Maar toch is de groep toeristen vanaf de weg al goed te zien. Gekleed in felgekleurde nylon vrijetijdskleding zijn ze aan het vissen in de rivier.
De vis, op traditionele wijze met de hand gevangen, zullen ze bij de lunch opeten. De bereiding laten ze over aan de lokale bevolking, veelal leden van de Miao-minderheid, een van China’s 56 erkende etnische minderheden. Ondertussen verzamelen de toeristen zich rond de schaarse stopcontacten om hun smartphones op te laden. “We komen hier om de lokale gebruiken van de Miao te ervaren”, bast de 52-jarige Sun Minggui. “Het is een soort primitieve cultuur.”
Net als de rest van de groep komt Sun uit Qingdao, een welvarende stad aan China’s oostkust, 2000 kilometer verderop. Als goedboerende vastgoedontwikkelaar heeft hij wel wat aan te merken op de eenvoudige houten huizen in Jidao waarin de groep de nacht heeft doorgebracht. “De faciliteiten zijn hier zijn niet zo goed. Dit is nu eenmaal de armste plek van China.” Voor een paar nachten kan het ermee door. “Vanavond vliegen we terug naar huis.”
Nieuwe trend
De Qiandongnan-minderhedenregio waarin Jidao zich bevindt, is inderdaad een van China’s armste gebieden. Het bergachtige landschap maakt landbouw en transport moeilijk. De laatste jaren is de infrastructuur wel verbeterd: er kwamen nieuwe snelwegen en zelfs hogesnelheidslijnen, met steun van de centrale overheid. En daardoor is toerisme ineens een optie, en de provincie Guizhou zet daarop in. Het past in de nationale strategie van president Xi Jinping om voor 2020 alle armoede in China uit te bannen.
Op dit moment leven volgens de Chinese overheid nog zo’n 60 miljoen Chinezen in extreme armoede, met een jaarlijks inkomen van 2300 yuan (zo’n 330 euro) of minder. De focus in Guizhou, waar een gemiddeld huishouden slechts een kwart heeft te besteden van het gezinsbudget in Shanghai of Peking, ligt op ‘alternatief toerisme’: minder luxe resorts, maar eenvoudige bed and breakfasts, en aandacht voor de traditionele cultuur. Dat moet de gewone burger meer opleveren.
De reizen naar Guizhou sluiten aan bij een nieuwe trend in Chinees toerisme. Steeds meer Chinezen kunnen het zich veroorloven om meerdere keren per jaar op vakantie te gaan. Ze gaan naar het buitenland, maar maken ook binnenlandse reizen. Volgens het Nationaal Bureau voor de Statistiek verdrievoudigden China’s inkomsten uit binnenlands toerisme in de afgelopen vijf jaar. Guizhou zag vorig jaar de inkomsten uit toerisme met maar liefst 43 procent stijgen.
De smaak van de Chinese toerist verandert, nu hij vaker reist. “Het punt is dat we nu rijk zijn”, legt Sun uit. “We moeten iets met ons geld doen, maar hebben ondertussen alle beroemde plekken al gezien.” Op zijn reizen door eigen land ziet hij hoe groot de verschillen binnen China nog zijn: “Ze lopen hier zo’n dertig jaar op ons achter.”
Traditionele technieken
De plotselinge interesse van de buitenwereld in hun tradities is er de oorzaak van dat een grotere groep Miao zich de etnische ambachten wil aanleren, zoals borduren en het maken van traditioneel zilverwerk. Voor in de toeristenwinkels. “De technieken waren bijna verloren gegaan”, zegt Chen Qin. Ze draagt haar haar in een traditionele knoet hoog op haar hoofd. Chen runt een eenvoudig hostel in Jidao en coördineert ook de verkoop van de handenarbeid van zeventig vrouwen in het dorp. “Nu zeg ik tegen iedereen: onderwijs je kinderen in de tradities. Anders is er straks niks meer voor de toeristen om naar te kijken.”
Chen ziet dat het toerisme veel huishoudens extra inkomen oplevert. Genoeg om van te leven is het meestal niet – jongeren trekken nog altijd naar de stad, waar meer werk te vinden is.
Het verschil tussen China’s rijke, moderne oostkust en het ‘exotische’, minder ontwikkelde binnenland maakt het toerisme in Guizhou interessant. “Zij verstaan mij wel, maar ik versta hen niet”, verzucht de 14-jarige Sun Xinpeng, die vloeiend Mandarijn, de nationale standaard, spreekt. Tijdens haar vakantie heeft ze geen gesprekken met de locals kunnen voeren.
Toch heeft ze een positieve indruk van ze gekregen. “Toen iemand zijn smartphone ergens had laten liggen, werd hij teruggebracht. De mensen zijn hier vast beter dan bij ons in Qingdao.”
‘De Hardste botten om te kraken’
De afname van armoede in China sinds het land eind jaren zeventig economische begon te hervormen is ongeëvenaard. Zo’n 700 miljoen mensen werkten zich sinds 1980 over de armoedegrens heen, goed voor driekwart van de wereldwijde armoede-afname in die periode.
Nu wil de Chinese regering ook de laatste groep allerarmsten, nog zo’n 60 miljoen mensen in afgelegen gebieden, over die armoedegrens krijgen.
President Xi Jinping, die deze groep de ‘hardste botten om te kraken’ noemt, omdat er vaak meerdere problemen spelen, heeft de strijd tegen armoede tot speerpunt gemaakt. De provincie Guizhou huisvest nog de meeste arme huishoudens.
Bron: TROUW