Sarnami, erfenis van Baba en Mai, ham log ose ká karila

Op 5 juni 2020 herdenken we zowel in Nederland als in Suriname de 147ste Ápravási Divas (Hindostaanse Immigratiedag). In dit artikel wil ik het hebben over het Sarnami als erfenis van Baba en Mai en hoe jonge intellectuelen in Nederland en later in Suriname vanaf 1971 het koesteren en willen behoeden voor een roemloze ondergang. Hiervoor is het belangrijk de oorsprong en de ontwikkeling van de Sarnami Emancipatie Beweging in Nederland en de rol van belangrijke spelers daarbij en enkele van hun successen en tegenslagen te belichten.

Aur ab Sarnami men: Sarnami Ándolan ke suruvát, vikás aur phal.

Achtergronden Suriname
Van 1960 tot 1969 heb ik bij Babu Mahatamsingh in Paramaribo Hindilessen gevolgd. Hij was de culturele attaché van India. Ik maakte goede vorderingen en vanaf 1962 verzorgde ik onder zijn leiding zelf Hindi lessen op privé schooltjes (pathshala’s) in de vorm van seva, onbaatzuchtige dienstbaarheid.   Ik wil een hardnekkig misverstand uit de wereld helpen: De Sarnami Emancipatie Beweging is niet in Suriname ontstaan, maar in Nederland. De naam Sarnami is wel bedacht door Dr. Jan Hansraj Adhin die in 1963 zijn Geromaniseerde Spelling van het Sarnami schreef. Adhin heeft wel de ruwe diamant Sarnami gevonden, maar wÍj hebben hem in Nederland geslepen tot een flonkerend juweel. Daarentegen leverde Adhin als eenling wel op fervente wijze een andere belangrijke strijd n.l. tegen de opkomende Creoolse nationalistische  dominantie o.l.v. Mr. Eddy Bruma en zijn Wi Eygi Sani. Een dominantie die in Suriname nog steeds bestaat.

Ik was leerling van Adhin op de kweekschool. Filosofisch en spiritueel heeft hij mij sterk beïnvloed. In het openbare leven was hij wel een Hindiman bij uitstek. Hij propageerde het Hindi en niet zijn moedertaal Sarnami en weigerde vanaf podia Sarnami te spreken. Deze houding was in die tijd vanzelfsprekend bij intellectuelen, want er bestond toen nog geen trots Sarnami bewustzijn. Pas later toen de Sarnami successen uit Nederland overwaaiden naar Suriname begon hij artikelen in Bhasa te schrijven.

Ik herinner me b.v. hoe ik later in de jaren 90 zijn tegenstand op de proef stelde toen ik op mijn initiatief voor OHM TV met de producent Sunil Ramjanam een filmportret van hem moest maken in Suriname: Hij wilde in Nederlands en Hindi worden geïnterviewd. Maar ik drong aan: Meneer Adhin, ik wil u interviewen in de taal die u met uw moeder spreekt. Ik wist dat zijn moeder niet geschoold was en dus alleen Sarnami-Hindustani moest beheersen.
Hij kon toen geen kant uit en de documentaire werd een succes. Adhins verdienste is verder dat hij de Surinaamse overheid wist te overtuigen om in 1986 een standaard Romaanse spelling van het Sarnami erkend te krijgen.

In Suriname was ik zoetjesaan teleurgesteld geraakt in het weinige succes van Hindi onderwijs en ik begreep de verhouding tussen Hindi en Sarnami toen nog niet. Tegen het jaar 1967 kwamen wij studenten van de kweekschool en de AMS vaak bij elkaar en richtten de studentenvereniging Nauyuga op. Het waren met name mijn persoon, Ramon Sahtoe, Chander Mathura, Gerold Jiawan, Jit Narain, Bris Mahabir, Naushad Boedhoe en Suresh Chotoe die ons wilden richten op cultuurbehoud en de ontwikkeling van onze samenleving. We hadden toen nog geen uitgesproken idealen. Vanwege mijn kennis van het Hindi werd mij gevraagd om een naam voor onze vereniging te bedenken. Ik koos toen de naam Nauyuga, wat Het Nieuwe Tijdperk betekent, want we bruisten van energie en voelden aan dat er iets nieuws stond te gebeuren. Nauyuga bestaat nu al langer dan 50 jaar in Suriname en is een belangrijke kweekvijver voor jonge intellectuelen gebleken.

Wetenschappelijke onderbouwing in Nederland
In 1969 kwam ik naar Leiden om Nederlandse taal- en letterkunde te studeren aan de universiteit. De meeste Surinaamse jongens en meisjes studeerden medicijnen, rechten, politicologie of iets anders. Ik was de enige die Nederlands studeerde, met Hindi als bijvak bij Dr. Schokker. In 1970 stuitte ik bij mijn studie op een interessant artikel van de Amerikaanse taalgeleerde Ferguson, genaamd Diglossia, wat voor mij een eye-opener was. Toen werd mij pas duidelijk wat de werkelijke relatie was tussen Hindi en Sarnami. Diglossie houdt in dat in één gemeenschap twee of meer variante vormen van een taal voorkomen met een sterk verschil in waardering. In ons geval heeft het Hindi de allerhoogste waardering terwijl het niet de moedertaal van Hindostanen is. Aan de andere kant bestaat het Sarnami als levende en functionele moedertaal, maar geniet weinig of geen (prestige) bij zijn sprekers. Het wordt gezien als aili-gaili, tutal bhásá (kapotte taal) en de sprekers vinden het niet de moeite waard om het aan de volgende generatie door te geven.

Tegelijkertijd leerde ik in de psycho-linguistiek dat alle 6000 talen ter wereld gelijkwaardig zijn; geen enkele taal is hoger dan de andere; alle talen zijn mooi en hebben een unieke grammaticale structuur; alle talen zijn het product van de intelligente en creatieve menselijke geest. Verder leerde ik dat een taal een belangrijk identiteitselement voor een persoon is die hem verbindt met zijn groep. Moedertaalverlies leidt tot cultuurverlies, onmondigheid, valse schaamte, een negatief zelfconcept, ontworteling, minderwaardigheids-gevoelens en linguïstische onzekerheid. En bovendien in je moedertaal ben je het meest zeker en spontaan bij he uiten van je (emotionele) gevoelens. Deze kennis was voor mij een revolutionaire openbaring!

Ik besloot deze gedachten voor de rest van mijn leven uit te dragen om Hindostanen bewust en trots te maken voor hun mooie moedertaal. De moedertaal van een volk is een prachtmiddel om creatief te zijn door het maken van liederen, Baithak Gana, gedichten, toneel, korte verhalen en romans.

13 Juni 1971, geboorte van de Sarnami Emancipatie Beweging
Ik begon in mijn vriendenkring over deze ontdekking te praten, eerst met Suresh Chotoe, vervolgens met Jit Narain, Naushad Boedhoe, Bris Mahabir en enkele anderen. Op 13 juni 1973 hield ik een lezing over het Sarnami in de woonkamer van Jit Narain aan de Muiderkring in Leiden. De ideeën sloegen aan en men raakte enthousiast. We kunnen die datum beschouwen als de geboortedag van de Sarnami Emancipatie Beweging. Jit Narain begon gedichten in het Sarnami te schrijven, Gharietje Choenni en Chitra Gayadin volgden en we traden vaak op bij gelegenheden in Den Haag en andere steden. In de toenmalige media publiceerden we gedichten en beschouwende artikelen.

De groep breidde zich langzamerhand uit en er kwamen nieuwe leden: Dew Baboeram, Krishna Autar, Ruben Gowricharn, Krish Bajnath, Alma Mahawatkhan, Sonny Badal, Raj Ramdas, Lal Goerdayal, Sitla Bonoo, Kumar Gayadin en nog vele anderen. We vergaderden in het trefcentrum Mathura in Den Haag.  We stoorden ons b.v. eraan dat in Suriname tijdens de geschiedenislessen weinig aandacht werd besteed aan de Hindostaanse Immigatiegeschiedenis. De Haagse Stichting voor Surinamers gaf aan Sonny Badal, Benny Mitrasingh en aan mij de opdracht om in de Koloniale Verslagen te gaan zoeken naar Hindostaanse helden, want tot dan werden Baron, Boni en Joli Coeur gezien als de enige Surinaamse verzetshelden. We vonden die helden inderdaad in Mathura, Jumpa Rajguru, Ramjanee en Tetary. We besloten de naam Sarnami Kollektief Jumpa Rajguru aan onze actiegroep te geven. Mitrasingh en ik schreven in 1978 een brochure onder die naam en ik droeg die op aan Baba en Mai. Deze naam heb ik bedacht toen ik in 1956 op de A.T. Calorschool aan den lijve discriminatie heb ervaren van een aantal van onze Creoolse klasgenoten die Hindostaanse medescholieren denigrerend Babun en Mai noemden. Ik maakte van deze denigrerende namen geuzennamen! Dit  monument is dus niet zoals men vaak aanneemt een herdenkings-monument, maar een verzetsmonument tegen discriminatie, achterstelling en uitbuiting.

In 1994 en daarna zijn op basis van deze brochure drie monumenten in Suriname opgericht: Van Baba en Mai in Paramaribo, van de Gevallen Helden te Mariënburg en van Tetary in Paramaribo. Nu staat er ook in Kolkata aan de Hoogly rivier in India een replica van Baba en Mai die door de Indiase overheid is gerealiseerd. Rabin Baldewsingh wist in 2019 in het Zuiderpark ter gelegenheid van 21 februari, Internationale Moedertaaldag in samenwerking met Bangla Desh een moedertaaltaalmonument te realiseren.

Interne strubbelingen
Aanvankelijk noemden we in 1976  onze groep het Sarnami Kollektief Jumpa Rajguru en we richtten onze aandacht op Sarnami taal, literatuur en cultuur, geschiedenis, vrouwenemancipatie, Baithak Gana en andere sociale kwesties. Later toen binnen de groep de nadruk op de linkse politiek de boventoon ging voeren werd de naam Sarnami geschrapt. Er werd druk uitgeoefend op de groepsleden om het socialisme te omarmen en godsdienst en spiritualiteit af te zweren. Ik had als enige een zeer principieel standpunt. Na Adhins wijze lessen in Suriname was ik in Nederland in 1977 zeer onder de indruk geraakt van de Britse esotericus Benjamin Creme die vertelde over de op komst zijnde wereldleraar Maitreya en zijn Meesters van Wijsheid en hoe wij onze planeet vernietigen. De esoterie en de theosofie werden mijn tweede natuur waaraan ik tot op heden trouw ben gebleven. Ik zei aan de groepsleden: ”Ik ben zeer voor sociale rechtvaardigheid, maar ik geef mijn spirituele inborst niet op, want ik geloof niet in revolutionair geweld, maar in evolutie, karma, reïncarnatie en ahimsa. Ik heb geen zin om mezelf communist, trotskist, anarchist, socialist of marxist te noemen en klassenstrijd te voeren.”

Dat standpunt werd mij niet in dank afgenomen en ik besloot de groep te verlaten en op eigen houtje door te gaan. Dat deden ook andere groepsleden. Eind 80-er jaren schreef ik het Hindostaanse Voornamenboek,  met 3000 voornamen met betekenissen, omdat ik vond dat een voornaam voor baby´s uit de eigen cultuur hun identiteit versterkt, in plaats van cultuurvreemde namen als Anushka, Precious, Alicia, Carla, Robby, Iwan of Carlo.  We hebben prachtige en betekenisvolle Sanskrit, Arabische en Bhojpuri namen; waarom moeten we die verloochenen?

Personen die hun inspiratie aan hun tijd in Jumpa Rajguru ontleenden, hebben belangrijke bijdragen aan de Surinaamse gemeenschap geleverd. Dew Baboeram (Sandew Hira) dook in de Hindostaanse  Immigratie-geschiedenis en samen met Maurits Hassankhan realiseerde hij de lijvige database over de Immigratie die aan Hindostanen informatie verschaft over hun roots en voorouders in India. Prof. Ruben Gowricharn bewees in een wetenschappelijk artikel ten overvloede dat de Creoolse dominantie wel degelijk in Suriname voortwoekert en dat alle Surinamers waakzaam moeten blijven om niet overruled te worden. De socialistische invloeden in Het Kollektief Jumpa Rajguru stierven later een geruisloze dood met de val van het communisme wereldwijd.

De periode Aisa Samachar
In 1978 werd ik voorlichtingsfunctionaris bij de Stichting voor Surinamers in Den Haag met in mijn takenpakket het publiceren van het maandelijkse welzijnsblad Aisa Samachar. Ik had toen volop de gelegenheid het Sarnami te propageren en bood mijn vroegere vrienden ook de gelegenheid om zich te uiten in hun polemiek over revolutie en maatschappelijke omwentelingen. In die tijd verschenen van mijn hand en van vele Jumpa Rajguru leden artikelen, gedichten en andere inzendingen over het Sarnami.

Ik publiceerde het manifest van de Sarnami Emancipatie Beweging onder de naam van: Waarom toch die Emancipatie van het Sarnami? (Op internet terug te vinden). Dit artikel wordt in Suriname nog steeds gebruikt op het Instituut voor Opleiding van Leraren (IOL). Ik was ook in de gelegenheid om honderden Surinaamse adressen in ons bestand op te nemen waardoor ook ons vaderland kennis kon nemen van de emancipatorische verworvenheden rondom het Sarnami in Nederland.

En dat sloeg ook daar aan. Jan Soebhag, Effendi Ketwaroe, Nabibaks, Uday Jarbandhan, en anderen verenigden zich rondom het blad Bhasa. Ook Jan Adhin, mijn gewaardeerde leermeester, ging meedoen met het schrijven van artikelen over het Sarnami.

De belangstelling voor het Sarnami won steeds meer terrein. Jit Narain, Chitra Gayadin, Gharietje, Choenni publiceerden dichtbundels in het Sarnami. Ik reisde in 1976 naar India om in het Bhojpuri en Avadhi gebied wetenschappelijk taalonderzoek te doen naar de oorsprong van het Sarnami in Uttar Pradesh en schreef later in 1985 de eerste grammatica van het Sarnami.

Verdere wetenschappelijke belangstelling
Ook de wetenschappelijke belangstelling voor het Sarnami nam toe. Jit  Narain wist Dr.Theo Damsteegt te overtuigen om aan de universiteit van Utrecht naast Hindi ook Sarnami te doceren en samen schreven zij Ká Hál, een leerboek Sarnami. Dr. Geert Koefoed heeft vele van Jit´s gedichten vertaald in het Nederlands. Verder zijn van belang voor de studie van het Sarnami bijdragen van Prof. Dr. Michiel van Kempen, Dr. Tim van den Avoird, Dr. Jha uit Noorwegen (Hindi) en Dr. Kofi Japko van de universiteit van Hong Kong voor zijn internationale onderzoekingen naar de verbreidingen en van de aanpassingen van het Bhojpuri/Avadhi in tal van diasporalanden.

Meer media aandacht voor het Sarnami
Een belangrijke doorbraak diende zich aan toen OHM TV in de jaren 90 Hindostaanse programma´s op de Nederlandse buis mocht brengen. Rabin Baldewsingh en ik waren Sarnami bewuste programmamakers en we zorgden ervoor dat het Sarnami een plek in de programma´s kreeg. Mijn interviews deed ik met Hindostanen bij voorkeur in het Sarnami en de ondertitelingen mocht ik doen. Tot op heden ben ik verbonden bij vele Nederlandse media als ondertitelaar. Radio en televisie leverden ons vele internationale contacten op en tijdens mijn reizen door vele diasporalanden heb ik vaak lezingen en presentaties over onze moedertaal verzorgd. Haast geruisloos zijn vele radio- en televisie programmamakers in Suriname en in Nederland ertoe overgegaan om naast Hindi ook met trots, spontaan en met gemak Sarnami in hun programma’s te gebruiken. Tegenwoordig is het Sarnami  een universeel begrip geworden en zijn er contacten gelegd met overige diasporalanden als Trinidad, Mauritius, Zuid-Afrika (Durban), Fiji, Guyana en het Bhojpuri oorsprongsgebied in UP in India. Mijn Sarnami grammatica is onlangs in het Engels vertaald door Dr. Visham Bhimull en de heer Rajsingh Ramanjulu uit Trinidad en zal over alle diasporalanden worden verspreid.

De huidige stand van zaken
De Sarnami fakkel is heden ten dage voornamelijk  in handen van de zeer verdienstelijke Rabin Baldewsingh die met nimmer aflatend enthousiasme het Sarnami zowel in Nederland als in Suriname uitdraagt door middel van seminars, congressen, cursussen, publicaties, boeken, presentaties, filmmateriaal, liederen, gedichten en wat dies meer zij. Hij weet velen te enthousiasmeren om mee te doen, maar we zijn er nog niet. Het Sarnami is nog steeds in groot gevaar. Hindostaanse jongeren in Nederland praten al haast geen Sarnami meer en in Suriname is deze trend al ingezet in en rond Paramaribo.  Het is mijn overtuiging dat in Suriname alleen de politiek en de overheid redding kunnen brengen, zoals in Mauritius en Fiji. Baba en Mai verdienen het op 5 juni niet dat wij hun alleen met mala’s omhangen , maar dat wij hun erfenis beschermen, koesteren, levend houden en voortzetten. De Surinaamse grondwet garandeert dat er in dat land niet mag worden gediscrimineerd naar taal. Laat ons daarvoor gaan!

Jai Sarnami!

Drs. R.M. Marhé  (29 mei 2020)

 

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *