Selectie bij studie geneeskunde levert geen betere studenten dan loting

Een arts in opleiding en een coassistent © 

Selectie aan de poort bij de studie geneeskunde leidt niet tot betere studieresultaten. De overstap van centrale loting naar selectie van geneeskundestudenten heeft daarmee niet het effect waarop voorstanders van deze verandering hadden gehoopt. 

“We vinden wel verschillen tussen de groep studenten die via loting en die via selectie aan hun studie is begonnen, maar die verschillen zijn erg klein”, zegt Nienke Schripsema die de effecten van deze wijzigingen de afgelopen jaren onderzocht. Woensdag promoveert ze in Groningen op dit onderzoek.

Sinds dit collegejaar is loting afgeschaft. De acht geneeskundefaculteiten in Nederland selecteren hun studenten nu zelf bij de voordeur. Landelijke loting is niet eerlijk, zo concludeerde de Tweede Kamer een paar jaar geleden. Scholieren met een gemiddeld eindexamencijfer van een 8 of hoger mochten tot vorig jaar direct beginnen, de rest moest loten voor een plek in de collegebanken. Dit systeem zou te willekeurig zijn en te afhankelijk van de cijfers op de eindexamens. Ook laatbloeiers zouden een kans moeten krijgen, net als capabele jongeren zonder uitmuntende cijfers.

Motivatie en vaardigheid

Daarop is een nieuw systeem bedacht, waarbij instellingen op een andere manier studenten uitkiezen. Niet alleen hoge cijfers zijn van belang, aankomende studenten moeten ook laten zien dat ze gemotiveerd zijn en over de sociale vaardigheden beschikken om het vak van arts uit te oefenen. Vooraf was niet duidelijk of dit nieuwe systeem de gewenste effecten zou hebben.

Schripsema onderzocht studenten van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), de Erasmus Universiteit in Rotterdam en de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ze keek verder naar de gehele loopbaan van de studenten, zowel de drie jaar in de bachelor-fase als de drie jaar die een master duurt.

De afgelopen jaren werden als proef verschillende toelatingsprocedures tegelijkertijd ingezet, die Schripsema met elkaar vergeleek. Ze keek onder meer naar studenten die waren toegelaten vanwege hun hoge cijfers, studenten die via loting op hun plek kwamen en ook naar de resultaten van degenen die via selectie zijn gestart.

In het begin sprongen de studenten die via selectie aan hun studie begonnen er positief uit, maar dat verschil verdween gaandeweg. “Dat komt mogelijk doordat er in het begin een soort motivatie-effect was. Degenen die aan een selectie meededen hadden al veel werk moet verzetten door zich te verdiepen in de studie als voorbereiding op de selectiedag”, zegt Schripsema. 

De studie maakt het verschil

Een paar jaar later was dat effect nagenoeg verdwenen. Dat hoeft niet te komen doordat de studenten hun motivatie verloren, denkt Schripsema. “De toegevoegde waarde van de opleiding wordt in de discussie nog weleens vergeten. Studenten leren ook gewoon heel veel. Ook de mensen die in eerste instantie lager scoorden op de selectiecriteria zijn over het algemeen prima op te leiden tot arts.”

Eén klein verschil ontdekte Schripsema wel. De studenten die via de verschillende toelatingsprocedures op de universiteit terechtkwamen verschilden in persoonlijkheid. Schripsema kwam erachter dat de geselecteerde studenten hoger scoorden qua nauwkeurigheid en extravertheid, maar dat dit verschil maar klein is ten opzichte van de overige studenten in haar onderzoek.

Schripsema keek uitsluitend naar de studie geneeskunde. Over andere opleidingen waar een selectieprocedure geldt, zoals journalistiek, fysiotherapie en biomedische wetenschappen, doet ze geen uitspraken.  

Bron: TROUW