Slecht-nieuwsgesprek landt beter als emotie patiënt de ruimte krijgt

Door vragen te stellen of even stil te zijn, kunnen oncologen hun patiënten meer laten herinneren van een slecht-nieuwsgesprek.

Het geldt als de zwaarste taak van dokters en oncologen: het slecht-nieuwsgesprek. En door die emotionele mokerslag herinnert de patiënt gemiddeld slechts de helft van het gesprek ná het slechte nieuws. Eenmaal thuis weet die dan vaak niet wat hem nu eigenlijk te wachten staat. Maar, zo laat onderzoeker en psychologe Leonie Visser van het AMC nu zien, door als arts direct in te haken op subtiele emotionele uitingen van de patiënt, herinnert die zich achteraf veel meer van de boodschap.

 Denk daarbij aan zinnen als: ‘Hoe moet ik dit thuis vertellen?’, of ‘Is er dan echt geen behandeling meer mogelijk, dokter?’ Veel artsen zijn geneigd die vragen direct te beantwoorden met technische uitleg. Zoals het wijzen op een psycholoog in het ziekenhuis voor mentale ondersteuning, of het geven van medische redenen waarom de patiënt precies is uitbehandeld.

Zonder meer goed bedoeld, zegt Visser, die deze week haar proefschrift verdedigt. Maar in feite zijn dit vaak geen vragen, maar een wanhoopskreet. De arts kan dan het best een pas op de plaats maken en erkenning geven. Bijvoorbeeld door een wedervraag: ‘Had u dit misschien niet verwacht?’ Zelfs een stilte van een paar seconden volstaat, en werkt volgens Visser even goed voor het herinneren van informatie door de patiënt. Visser: “Ook als je als arts even met je mond vol tanden staat, kun je de patiënt helpen. Door even stil te zijn en niet te grijpen naar die technische kant van het verhaal.”

Dit herkennen van, en inspringen op, emoties is in de praktijk nog een probleem. Slechts in een derde van de gevallen gaan oncologen in op de emotionele uitingen van de patiënt tegenover hen, zo blijkt uit eerder onderzoek.

Proefpersonen

Visser liet honderden proefpersonen kijken naar filmpjes van slecht-nieuwsgesprekken. Van die filmpjes waren verschillende versies, die slechts in één klein aspect verschilden. Zo kon Visser zien welk gedrag van de arts maakte dat de ene groep proefpersonen zich meer herinnerde dan een andere groep. De proefpersonen vulden vragenlijsten in, en hingen tijdens het kijken vol met meetapparatuur voor hartslag, bloeddruk en zweetproductie. Zo kreeg Visser hun emoties in de peiling.

Het lijkt misschien of kijken naar filmpjes in het lab, met de vraag je in te leven, te ver af staat van de werkelijkheid om betrouwbare uitkomsten te leveren. Maar dat weerspreekt Visser: “Deze manier van werken is uitgebreid getest op betrouwbaarheid, ook internationaal. Bovendien is het niet ethisch om in echte gesprekken aan artsen te vragen hun communicatiegedrag te veranderen bij een deel van de patiënten om uit te zoeken wat helpt bij het herinneren van de boodschap.”

Bron: TROUW

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *