Sta kweken embryo voor onderzoek toe
Wie de praktijk van ivf aanvaardt, kan niet tegen het maken van onderzoeks-embryo’s zijn, menen Verna Jans en Wybo Dondorp, bioethici, werkzaam aan de Universiteit van Maastricht.
De Gezondheidsraad en de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) hebben onlangs aanbevolen om het verbod op het maken van menselijke embryo’s voor onderzoek op te heffen. Dat verbod belemmert belangrijk wetenschappelijk onderzoek naar de vroege embryonale ontwikkeling en naar de veiligheid van nieuwe voortplantingstechnieken.
Met hun aanbeveling gaan de wetenschappelijke adviesraden een stuk verder dan de vorig jaar aangekondigde plannen van minister Schippers om de Embryowet op dit punt enigszins te verruimen. De kwestie is gevoelig omdat in de samenleving verschillend wordt gedacht over de morele waarde van het embryo. Maar zoals wij hier zullen betogen: wie de huidige ivf-praktijk aanvaardt, kan moeilijk volhouden dat het maken van embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek verboden zou moeten zijn.
Uitgangspunt van de huidige wet is dat menselijke embryo’s die zijn overgebleven na een ivf-behandeling (rest-embryo’s) onder strikte voorwaarden gebruikt mogen worden voor wetenschappelijk onderzoek. Zo moet het gaan om onderzoek dat kan leiden tot voor de volksgezondheid belangrijke nieuwe inzichten, die niet op een andere manier kunnen worden verkregen.
Waarom zou het onder deze voorwaarden niet ook toegestaan zijn embryo’s tot stand te brengen voor onderzoek dat niet met restembryo’s kan worden uitgevoerd? Wie op zoek gaat naar een argument, komt al snel uit bij de stelling dat restembryo’s (anders dan speciaal gekweekte onderzoeksembryo’s) niet al vanaf het begin van hun bestaan bedoeld zijn om louter als middel te dienen voor een buiten hun eigen bestemming gelegen doel. Deze redenering zou kloppen als elk ivf-embryo tot stand werd gebracht met de bedoeling dit embryo te laten uitgroeien tot een kind. Maar dat is niet zo.
Om de kans op zwangerschap te vergroten, worden bij ivf altijd meer embryo’s gecreëerd dan er verantwoord per behandelingscyclus in de baarmoeder kunnen worden geplaatst. De beste embryo’s worden geplaatst; de meeste zullen uiteindelijk verloren gaan. Gezondheidsraad en COGEM zeggen hier nu over: “Een deel van de embryo’s is ook in dit geval slechts gecreëerd als middel, namelijk ten behoeve van een vruchtbaarheidsbehandeling.”
Wegwerpmateriaal
Een deel? Dat lijkt ons niet precies genoeg. Bij ivf wordt ieder embryo louter als middel tot stand gebracht. Laten we dit toelichten aan de hand van een analogie. In de sciencefictionroman ‘Never let me go’ van Kazuo Ishiguro zijn kinderen op de wereld gezet met geen andere bedoeling dan ze als bron van reserveorganen voor anderen te laten dienen. Weerzinwekkend inderdaad: die kinderen zijn louter wegwerpmateriaal.
Stel nu dat we dit verhaal enigszins zouden veranderen: voordat de kinderen oud genoeg zijn voor hun eerste ‘donatie’, wordt een loterij gehouden waarbij er van elke tien, twee worden uitgekozen die van hun lot worden bevrijd en hun verdere leven zelf vorm mogen geven. Zou de lezer nu tot een andere conclusie komen? Zou iemand willen zeggen dat slechts een deel van die kinderen zijn leven louter als middel is begonnen?
Wie meent dat embryo’s, net als mensen, altijd ook als doel in zichzelf moeten worden behandeld, moet dus niet alleen het maken van embryo’s voor onderzoek, maar ook de huidige ivf-praktijk afwijzen. Maar het punt is: embryo’s zijn geen mensen. Ze hebben niet de morele status die een louter instrumenteel gebruik verbiedt. Alleen daarom valt de huidige ivf-praktijk te rechtvaardigen. Alleen daarom valt ook te verdedigen dat, onder genoemde voorwaarden, restembryo’s worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek. Maar dan is niet in te zien waarom embryo’s daarvoor zo nodig niet ook tot stand gebracht mogen worden.
Bron: TROUW