Toespraak Sanátan Dharm tijdens de 31ste Wereldreligiedag
Op de zondag15 januari 2017, tijdens de herdenking van de 31ste Wereldreligiedag, heeft de vertegenwoordiger van de Sanatan Dharm Mahá Sabhhá Suriname, Paṇdit Nitin Jagbandhan in het kader van het thema “Spiritualiteit als instrument voor de geestelijke ontwikkeling van de mens” de volgende interessante bijdrage gepresenteerd.
Het is eerst vanzelfsprekend belangrijk te weten wat men onder het begrip “spiritualiteit” in de Shri Sanátan Dharm verstaat. Het hindiwoord van spiritualiteit is “ādhyātmiktā”, “ātmāgyāna” oftewel “ātmāsambandhi”, wat letterlijk “de kennis van de ziel” betekent. Het bovenstaand thema zou simplistischer kunnen worden vervat als; kennis van de ziel voor de geestelijke ontwikkeling van de mens!
Spiritualiteit vanuit het Hindoeïsme, in deze de Shri Sanátan Dharm heeft dus in de breedste zin te maken met zaken die de ziel betreffen. Immers, het latijnse woord voor de ziel is “spiritus” en het engelse woord is “spirit”. Maar het woord wordt ook op vele andere manieren gebruikt en kan ook te maken hebben met religie, geloof, bovennatuurlijke krachten en levenswijze, maar de nadruk ligt op de persoonlijke innerlijke ervaring. Dus de betekenis van spiritualiteit ligt in de actieve en vitale verbinding met de kracht van het diepere zelf, dus de ziel, die de bron van leven en bewustzijn is. Indien wij in contact kunnen treden met onze ziel zullen wij onze plaats als schepsel binnen het universum en de ware aard van het leven begrijpen. Wie zijn wij in principe en wat is het levensdoel? Wat zijn onze plichten t.o.v. de kosmos? De aandrang naar geestelijke ontwikkeling die zorgt voor welvaart en welzijn zal hierna zeker niet uitblijven.
De volgende logische vraag die wij moeten stellen is; Wie of wat is de ziel? Pas wanneer wij weten wie of wat zij is, zullen wij in staat zijn spiritualiteit te vatten en zodoende dit als instrument te gebruiken voor onze geestelijke ontwikkeling.
De uitleg van het begrip átmá (ziel) in alle heilige hindoeboeken gaat gepaard met de verklaring van 2 andere begrippen t.w. “jiva” oftewel geest en “sharira” oftewel het fysieke lichaam.
In het heilige boek “de Rámáyana”, die een uitwerking van de Veda’s is, staat in een hymne:
Mantra: “Ishwara anshajíva avināshi. Cétana amala sahaja sukharāshí”
De betekenis hiervan is dat de ziel een hoeveelheid levensenergie, levenskracht of een levensvonk is, die deel uitmaakt van de superziel, brahman oftewel de Almachtige en de bron van levensgeluk, adem, levensbeginsel en geestelijke ontwikkeling is. De superziel stelt de oneindige zee voor terwijl de ziel een druppel voorstelt, maar beiden bezitten dezelfde kenmerken.
Dit voorbeeld van de Rámáyana past dus helemaal bij het thema van heden. De ziel is ongeboren, eeuwig, goddelijk, illusievrij, immerzijnd, onsterfelijk, oorspronkelijk, alomtegenwoordig, onveranderlijk, onbeweeglijk, immer eender en kan breken noch oplossen en verbranden noch verdrogen.
Hiertegenover is de Jiva oftewel de geest die de persoonlijke innerlijke entiteit en innerlijke ik is en zich de voornoemde goddelijke eigenschappen van de ziel kan toe eigenen maar ook a.g.v. de wereldse illusie in onwetendheid kan geraken. De geest is dus veranderlijk, beweeglijk en o.b.v. de karmische wetten, de wet van wederkerigheid en de 3e wet van Newton(actie is min-reactie) ervaart hij de dualiteiten van het leven o.a. blijdschap/ verdriet, geluk/ ongeluk, voordeel/ nadeel. Het fysieke lichaam huisvest de ziel en de geest. Na de dood vindt wederom de belichaming van de ziel en geest plaats met het “sukhsma of subtiel lichaam” en het “káran oftewel causaal” lichaam. In de heilige vedánta die de finale literaire uitwerkingen van de veda’s is, wordt in de moendaka-oepnishad (hoofdstuk 3 vers 1) met een metafoor de begrippen ziel (átmá) en Jiva(geest) uitgebreid uitgelegd.
Mantra: Ohm Dvāsuparnāsayujāsakhāyā, samānamavrikshamaparipasvajāte.
Tayoranja pip-palamswādwat-cana, shran-nanjoabhicākshiti.
Betekenis: Twee vogels( ziel en geest) die vrienden van elkaar zijn bevinden zich samen op één boom( fysiek lichaam). De ene vogel (geest) nuttigt de vruchten van de boom terwijl de andere alleen toekijkt (ziel).
De laatste en allerbelangrijkste vraag m.b.t dit thema die reist is; hoe moeten we een actieve en vitale verbinding met de in ons aanwezige ziel maken, zodat er sprake kan zijn van spiritualitiet opdat wij ons geestelijk ontwikkelen?
De laatste en allerbelangrijkste vraag m.b.t dit thema die reist is; hoe moeten we een actieve en vitale verbinding met de in ons aanwezige ziel maken, zodat er sprake kan zijn van spiritualitiet opdat wij ons geestelijk ontwikkelen?
De Shri Sanátan Dharm biedt tal- en omvangrijke spirituele modaliteiten aan, allemaal met als één doel n.l. de geestelijke ontwikkeling van de mens waardoor het “gordijn” van onwetendheid waarmee de jiva oftewel geest omgeven is wordt verwijderd. Hieronder treft u een paar aan.
A.Ashtánga Yoga ( de 8 ledematen van de Yoga). Yoga is een levenswijze waarbij het individu zich in verbinding stelt met de ziel en de superziel met als gevolg verlossing en verlichting. Er zijn hiermede acht etappes t.w.:
1. Yama: het disciplineren van de intermenselijke relatie (geweldloosheid, waarheid, eerlijkheid, celibaatschap, materiële onthechting)
2. Niyam: de zelfdiscipline of de persoonlijke gewoonten ( geestelijke reinheid, tevredenheid, ascese, zelfeducatie, meditatie)
3.ásana: de lichaamshoudingen, evenwichtige stekoefeningen waarbij er gestreefd wordt naar evenwicht, stabilitiet en gemak van het lichaam en geluk van de geest (lichaam en geest dienen in evenwicht te zijn).
4. Pránáyáma: de ademshalingstechnieken, waarbij kosmische energie wordt opgenomen door gecontroleerd te ademen.
5. Pratyáhára: het afsluiten van de vijf zintuigen voor prikkels van buitenaf en het richten van deze zintuigen naar het innerlijke zelf.
6. Dháraná: concentratie van de aandacht tot een gelimiteerd niveau.
7. Dhyán: de concentratie van mentale aandacht op één punt.
8. Samádhi: de toestand waarbij er geen gedachten zijn, maar alleen ervaring overblijft.
B. Bhakti (devotie)
1. Shravan: de toegewijde luistert vol aandacht en overgave naar wat er over het wezen en de attributen,wonderen en verrichtingen van Bhagawaan ( Almachtige) wordt gezegd.
2. Kirtan: het lovend zingen met geheel de geest over de lof van de Almachtige.
3. Smaran: het zich concentreren op naam, vorm, eigenschappen en werken van de Almachtige.
4. Padsewana: zich met overgave en vertrouwen aan de voeten van de Almachtige werpen.
5. Archaná: gehele toewijding aan de verering van de Almachtige en zich daarbij volkomen wegcijferen.
6. Vandaná: de toegwijde aanbid de Almachtige door hem/haar te groeten en zich voor hem/haar in ootmoed te buigen.
7. Dásya: is een vorm van devotie waarbij er tussen de Almachtige en de toegewijde een verhouding van meester en dienaar ontstaat.
8. Sakhya: de verhouding tussen God en toegewijde als twee vrienden of geliefden.
9. átmanivedan: is die vorm van devotie waarbij de toegewijde zichzelf als offer aanbiedt aan God.
C. Zelfreflectie (átmapratibimba) door spirituele kennisvergaring.
Verder stelt het hindoeïsme m.b.t. spiritualiteit dat het een bijzondere, maar niet noodzakelijk confessioneel (gebaseerd op een bepaald geloof) begrepen religieuze levenshouding van een mens is, die zich op het transcendente of immanente goddelijke Zijn concentreert, respectievelijk op het principe van de transcendente waarheid of hoogste werkelijkheid.
Aanhangers van religies beschouwen spiritualiteit als een deel van hun religieuze ervaring. Zij zijn meer geneigd spiritualiteit te contrasteren met de seculiere”wereldsheid”, dan met de rituele expressies van hun religie. Spiritualiteit is dan veeleer een bezinning op een element uit de religie waartoe zij behoren. Dit hoeft niet altijd zo te zijn.
Met 2 belangrijke woorden uit de veda’s zou ik het betoog m.b.t. het thema willen eindigen n.l. “vasudhaivakutumbakam”, m.a.w. de gehele kosmos is één familie. Ik denk dat de onderhavige uiteenzetting over spiritualiteit als instrument voor de geestelijke ontwikkeling van de mens vanuit het hindoeïstische, in deze de Shri Sanatan Dharma, het immanente, het wetenschappelijke en het transcendentale niet alleen past in het concept van de beleiders van de verschillende denominaties, maar ook in het begrip van degenen die zonder een beroep te doen op de Almachtige spiritueel kunnen worden waardoor het gezamenlijke doel t.w. de onderlinge saamhorigheid tussen mensen bereikt kan worden. Ik denk i.d. aan de humanist, de atheïst, pantheïst etc. en zou in overweging nemen om het aantal symbolen in het logo van de Stichting Wereld Religie Dag te vermeerderen!
Pandit Nitin Jagbandhan, Secretaris Priesterraad Sanatan Dharm