Van snel eten word je echt niet dik
Goed nieuws voor iedereen die van zijn tafelgenoten te horen krijgt dat je niet zo snel moet eten. Achter elkaar inhaleren wat op je bord ligt is misschien niet gezellig, maar dik word je ook niet van.
Wat 300.000 Nederlandstalige plekken op internet of drie miljoen Engelstalige er ook van zeggen.
Onderzoekster Diana Thomas van de Amerikaanse militaire academie West Point heeft het nagemeten, vertelde ze onlangs op de jaarvergadering van de Amerikaanse wetenschapsvereniging AAAS in Boston. En daarmee is wat haar betreft weer een van de vele, door iedereen geloofde verhalen over eten en dik zijn, naar de categorie ‘onbewezen’ gebonjourd.
Daar heeft het idee gezelschap van een handvol andere stellingen over dik zijn, die Thomas samen met collega’s een paar jaar geleden op een rijtje zette in het New England Journal of Medicine (NEJM). Dat je altijd goed moet ontbijten bijvoorbeeld, om je verbranding lekker vroeg op toeren te brengen. Dat tussendoortjes zo vreselijk aantellen. Dat gebrek aan trottoirs en parken in Amerika bijdraagt aan de epidemie van vetzucht daar. Allemaal mogelijk waar, maar nog lang niet bewezen.
En misschien hoort ‘eet vooral aandachtig’ zelfs wel thuis bij de mythen, ideeën die wijdverspreid zijn, maar gewoon niet waar. Stellingen als ‘alleen langzaam, gestaag afvallen heeft kans op succes’; ‘een kind de borst geven voorkomt dik zijn later’ en ‘met een potje seks verbruik je mooi al 300 calorieën’.
Plausibel
Die mythen kun je verder vergeten, die zijn grondig weerlegd, was de boodschap van dat artikel in NEJM. Dat langzame afvallen gaat ervan uit dat 7700 calorieën minder verbruiken hoe dan ook een kilo minder lichaamsgewicht oplevert. Maar dat cijfer komt uit onderzoek uit 1958 en vertelt lang niet het hele verhaal over afvallen, waarin het lichaam zich op termijn van jaren aan verminderde voeding aanpast. Over borstvoeding zijn niet alle onderzoeken eenduidig, maar het beste soort, een ‘gerandomiseerd onderzoek met controlegroep’ vindt nauwelijks verband. En zes minuten flink bewegen (dat schijnt het gemiddelde te zijn) kost maar 21 calorieën, dat is maar een winst van 14 ten opzichte van tv-kijken.
Dat je beter langzaam kunt eten als je niet te veel wilt binnenkrijgen, is best plausibel. Het idee is dat je ingewanden op zeker moment genoeg hebben gehad, maar dat het tijd kost dat verzadigingssignaal tot je brein te laten doordringen. In die tijd propt een snelle eter natuurlijk meer overtollig voedsel naar binnen dan iemand die uitgebreid op elke hap kauwt.
Snelle eters zijn het magerst
Maar dat gaat er dan vanuit dat de snelle eter ook meer op zijn bord heeft, om maar iets te noemen, en niet dus gewoon sneller klaar is met dezelfde hoeveelheid. Bij voedingsonderzoek zijn er altijd heel veel factoren tegelijk die meedoen. Dus ging Thomas het gewoon maar eens meten. Ze observeerde eters in een cafetaria, en stuurde ze naar huis met een meetinstrument aan de pols, dat tijdens de maaltijden bijhield hoe vaak de hand naar de mond ging.
Daaruit concludeerde ze om te beginnen dat zo’n cafetaria geen geschikt laboratorium is. “We onderzochten zeventig mensen en die aten bijna allemaal precies even snel. Logisch wel: je zit daar met zijn vieren aan een tafel, je kent elkaar niet, je wordt bekeken. Mensen zeiden ook dat ze zich heel ongemakkelijk voelden. Toen we ze met de eetmeter naar huis stuurden, kwamen er opeens enorme verschillen uit.”
En die verschillende eet-tempo’s bleken inderdaad samen te hangen met de body mass index (bmi) van de proefpersonen – maar dan net omgekeerd als al die websites zeggen: “De magerste mensen waren de snelste eters”, zegt Thomas. “En degenen die er meer de tijd voor namen, waren dikker.”
Persoonlijk eettempo
Mensen eten niet de hele maaltijd met hetzelfde tempo: het begint snel en eindigt in een constant vertragend tempo. In het artikel dat Thomas er binnenkort over gaat publiceren, in het tijdschrift Nutrition and Metabolism, verwerkt zij de hoeveelheid geconsumeerd eten in een grafiek die aan een simpele wiskundige vergelijking voldoet. Je hoeft alleen de beginhelling te weten, de plek waar het eten langzamer begint te gaan en het eindniveau. Die drie getallen, weet ze, vertellen het complete verhaal van een maaltijd.
Maar kunnen die drie getallen je helpen af te vallen? Kunnen ze het nutteloze advies om langzamer te eten, vervangen door een beter? Moet je bijvoorbeeld aan het begin juist sneller gaan eten? Het snelle eten langer proberen vol te houden? Aan welke parameter kun je het beste sleutelen?
Vooralsnog lijkt het Thomas het handigst het hoogstpersoonlijke eettempo maar gewoon te accepteren. Langzaam of snel, zelf probeert ze eten naar binnen te werken dat een lagere energiedichtheid heeft en dus per hap minder calorieën bevat. Hoe moeilijk dat ook is. “Mijn dochtertje at vanochtend bij het ontbijt een muffin, maar ik nam heel bewust een appel. Daar ben ik altijd mee bezig.”
Ervaringsdeskundige
Vijftien jaar geleden was Diana Thomas een al te mollige wiskundige. Haar gewicht was de reden dat ze overstapte naar voedingsonderzoek. “Ik werd in 1998 vegetariër en ik ging steeds meer eten. Ik voelde me nooit vol. Daarna kreeg ik kinderen, dat hielp ook niet. Eind 2002 woog ik 81 kilo, dat is wel veel. Dus ging ik bij de Weight Watchers. Die zeiden dat als ik elke dag twintig minuten ging rennen, ik een peer extra mocht. Als je dat een wiskundige vertelt, gaat die daarover nadenken: dat is niet veel voor al die moeite. En hoeveel energie dat rennen kost, hangt toch zeker ook weer af van je gewicht. Bij zoiets wil ik het model zien, en de data, dan ga je het begrijpen.”
Thomas was al dat overgewicht in 2003 weer kwijt en sindsdien is het er ook af gebleven. “Ik denk dat het me is gelukt, omdat ik dit werk doe. Hier op de conferentie liet iemand de resultaten zien van de reality-show ‘The Biggest Loser’, een wedstrijd in afvallen. Ze hadden onderzocht hoeveel deelnemers een half jaar later op hun gewicht waren. Dat was er eigenlijk maar één. En zij wérkte bij The Biggest Loser. Zo is het bij mij ook gegaan. Ik zie al die data op me afkomen, het maakt me bewust van wat ik eet en doe.”
“Maar niet voor iedereen werkt het zo, ben ik bang. Buren en vrienden vragen me vaak wat ze moeten doen om af te vallen. Ik laat ze de data zien, waaruit blijkt dat ze minder moeten eten. En de meesten zeggen dan: ik ben anders, mijn metabolisme is vast speciaal. Dan laat ik ze zien: hier heb je duizend mensen, bij hen werkt het zo, denk je echt dat het bij jou anders zit dan bij die duizend mensen? Eet je misschien meer dan je denkt? Na die waarheid beginnen ze er meestal niet meer over.”
Bron: https://www.trouw.nl/home/van-snel-eten-word-je-echt-niet-dik~a0f0bd6e/