Vierde Jit Narain lezing gehouden in Paramaribo
Op vrijdag 29 november 2024 werd in het Lalla Rookhgebouw de 4de Jit Narain lezing gehouden. Het thema was: “ Het koloniaal grondbeleid met betrekking tot Hindustaanse contractarbeid van 1873-1945”. De inleider was Dr. Maurits Hassankhan en de co-referent was Ir. Djaienti Hindori.
De MC was dhr. Rabin Baldewsingh, die een korte inleiding gaf over het doel van de lezing en het programma van de avond; de Jit Narainlezing kan gaan over taal, cultuur, geschiedenis, muziek etc., eigenlijk over alles wat gaat over het Sarnámi erfgoed en wordt om de 2 jaar alternerend gehouden in Den Haag/Nederland en Paramaribo. Drs. Jit Narain was een pionier in de ontwikkeling van de Sarnámi-beweging.
Aan deze lezing is ook een Jit Narain cultuurprijs gekoppeld, welke dit jaar gegaan is naar de laureaat, dhr. Kries Ramkhelawan.
Hierna kwam Dr. Hassankhan, historicus, aan het woord en hij zei dat er een hardnekkig idee bestaat dat Hindustaanse contractarbeiders door de koloniale overheid werden bevoorrecht op het gebied van gronduitgifte, maar niets is minder waar. Hij baseerde zijn presentatie op uitgebreid literatuuronderzoek. Hij verwees onder meer naar ‘Agriculture in Suriname’ (Nannan Panday, 1959) en ‘Kleine boeren in de schaduw van een plantage’ (Waldo Heilbron, 1982). “Het grondbeleid vanuit de koloniale overheid was gericht op kleinschalige landbouw. Daarover is veel onderzoek gedaan, maar misvattingen blijven bestaan”, lichtte hij toe.
Het koloniale grondbeleid begon in 1842 met als doel gemanumitteerden (voormalige slaven) in staat te stellen een eigen bestaan op te bouwen. Zij kregen gratis kleine stukken grond, de zogenoemde kostgrondjes, aan de stadsrand voor bestaanslandbouw.
In 1863 werd een nieuwe regeling ingevoerd, waarbij iedereen gratis grond kon aanvragen. Na twee jaar gebruik kon men het perceel officieel in eigendom krijgen. “Hoewel deze regeling ook gold voor kolonisten, vrijverklaarden en Hindustaanse contractarbeiders, maakten vooral Hindustanen er gebruik van”, benadrukte Hassankhan. Andere bevolkingsgroepen toonden volgens hem minder interesse.
Volgens de historicus hadden Hindustanen juist te maken met arbeidsbeperkingen, bijvoorbeeld in de bosbouw. Creolen konden actief zijn in beroepen als balatawinning en houtkap, maar Hindustaanse immigranten werden hiervan uitgesloten. “Dit kwam voort uit een overeenkomst tussen India en Groot-Brittannië”, legde hij uit. “De overeenkomst beschermde Indiase arbeiders tegen de gezondheidsrisico’s van bosarbeid, die in andere gebieden vaak tot hoge sterftecijfers leidden. In Suriname betekende dit echter dat mijn voorouders geen toegang hadden tot prestigieuze banen in de bosbouwsector.”
Vervolgens kwam de co-referent, Djaienti Hindori, ontwikkelingseconoom aan het woord. Ze richtte zich in haar presentatie ‘Van immigranten tot agrariër’ op de transformatie van Hindustaanse immigranten tot succesvolle landbouwers. Zij belichtte de rol van vestigingsplaatsen, die waren bedoeld om kleinschalige landbouw te stimuleren. Deze gronden waren verdeeld in particuliere en gouvernementsvestigingsplaatsen en gronden buiten de vestigingsplaatsen.
Hindustanen kozen volgens Hindori vaak voor percelen buiten de vestigingsplaatsen, waar zij meer ruimte zagen voor zelfontplooiing, ondanks het zware werk. Hassankhan prees hun inzet: “Onze voorouders ontgonnen bossen, ontsloten percelen en bouwden een nieuw leven op voor hun kinderen en kleinkinderen. Hun offers verdienen onze dankbaarheid.”
Hindori benadrukte in haar slotwoord het belang van landbouw voor Suriname. “Mijnbouw is een belangrijke inkomstenbron, maar landbouw blijft essentieel voor voedselzekerheid”, stelde zij. Ze prees de veerkracht van Surinaamse boeren, die hebben bewezen in staat te zijn grootschalige agrarische bedrijven te beheren. Hindori riep op om landbouw verder te stimuleren als strategische pijler voor Surinames ontwikkeling.
De avond werd afgesloten met een interactieve vraag- en antwoordsessie. De publieke belangstelling was groot, met bezoekers uit diverse bevolkingsgroepen.
Na de lezing reikte minister Henri Ori, die ook aanwezig was, de 4de Jit Narainprijs namens het Curatorium, uit aan dhr. Kries Ramkhelawan voor zijn bijdrage aan het behoud van het Sarnámi erfgoed als Baithak Gánázanger, componist en arrangeur; hij kreeg een bronzen beeld en 1500 Euro.
Stg. OHM feliciteert dhr. Kries met deze prestigieuze prijs.
OHM/bron: DWT
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!