Waarom roddelen zo goed voor je is
Roddelen heeft een slechte naam. Maar praten over afwezigen doen we allemaal, en dat is nog vaak heilzaam ook.
Een weinig gememoreerde, maar daarom niet minder valide reden om een derde kind te willen krijgen: zo heeft het nageslacht op termijn, als ze met z’n tweeën zijn, altijd een gespreksonderwerp bij de hand – het (afwezige) derde kind. Ik zal niet zeggen dat deze motivatie voor een derde kind in precies deze bewoordingen door mijn hoofd speelde destijds, maar wel een algemeen gevoel dat je met drie kinderen meer dynamiek krijgt binnen een gezin en dat de kinderen, klein of groot, niet veroordeeld zijn tot de eeuwige dyade van ‘ik en de ander’ die met elkaar botsen of juist dikke mik zijn. Met z’n drieën heb je een groep waarbinnen drie tweetallen bestaan: A en B, A en C, B en C en de triade A, B en C. Vier relaties dus, die stuk voor stuk verschillende aspecten van een persoon aanboren. Zo’n configuratie met wisselende coalities leek me voor kinderen levendiger en gezelliger dan de statische symbiose van alleen maar één nestgenoot.
Zolang kinderen nog jong zijn en thuis zitten, is dit nog niet zo aan de orde, maar als twee volwassen broers of zussen elkaar treffen, zal de afwezige broer of zus even de revue passeren in de conversatie. Hij of zij is terloops of wat diepgaander het onderwerp van roddel. Weinig mensen zullen deze manier van spreken over een afwezige broer of zus veroordelen. Er is geen reden om deze vorm van roddelen af te keuren. Het gebeurt doorgaans in een gemoedelijke sfeer van elkaar door en door kennen en zich vrolijk maken over de eigenaardigheden van de afwezige. In geval van een conflict tussen twee nestgenoten kan erover praten met de derde broer/zus juist bliksemafleidend werken, doordat de buitenstaander een verzoenend licht kan laten schijnen. Onder andere omstandigheden kan de coalitie weer anders liggen. Wie maar één broer of zus heeft, zit er bij een conflict meteen tot aan z’n nek in, zonder derde nestgenoot om de zaak eens door te nemen.
Roddelen is spreken over andere mensen. Deze liefhebberij staat sinds mensenheugenis in slecht aanzien. In alle religies wordt roddelen scherp veroordeeld, maar je hoeft geen religieuze opvoeding te hebben genoten om in de opvoeding te hebben meegekregen dat roddelen een ongepaste bezigheid is. Toch geeft iedereen zich er steeds maar weer onbekommerd aan over. Vanwaar deze hypocrisie?
Een verklaring voor de collectief beleden afkeer van roddelen ligt op het vlak van de semantiek. In de volksmond staat roddelen gelijk aan kwaadspreken, dat op zijn beurt weer heel dicht tegen belasteren aan zit.
Kwaadspreken
Deze drie elementen vormen een kwalijk soepje, waar een fatsoenlijk mens liever zo ver mogelijk vandaan blijft. Maar iemand belasteren is iets anders dan iemands karakter bespreken. Er bestaat een groot verschil tussen iemand aanduiden als vrouwenmishandelaar, terwijl dat niet zo is, en iemand zo noemen, terwijl dat wel zo is. Willens en wetens kwaadaardige leugens over een ander verspreiden is infaam – daar kan geen misverstand over bestaan. Maar het zwijgen ertoe doen over de waarheid was eeuwenlang de reactie op klachten van vrouwen over verkrachting. De kracht van #MeToo is dat individuele slachtoffers in de zaak-Harvey Weinstein hun aanklacht (die als het er maar één was, zou blijven steken op roddelniveau) konden bundelen tot een massaal wapen.
Staat roddelen gelijk aan kwaadspreken? Ik vermoed dat bij het spreken over andere mensen de inhoud van het gesprek inderdaad voor minstens driekwart, misschien wel 90 procent over minder fraaie dingen gaat, en dat positieve, aardige dingen veel minder gesprekstijd in beslag nemen. Dat komt niet omdat gespreksgenoten door kwaadaardige lust gedreven hun onderwerp willen zwart maken, maar doordat je over positieve zaken snel uitgepraat bent. Hoe lang kun je doorgaan over het heuglijke feit dat gemeenschappelijke vriend Karel promotie op zijn werk heeft gekregen of dat vriendin Tanja zo’n prachtige oogst snijbiet uit haar volkstuintje heeft?
Het spreken over andere mensen gebeurt volgens dezelfde principes als waarmee de krant het nieuws brengt: de focus ligt op slecht nieuws. Ook deze neiging berust niet op een perverse behoefte om in te zoomen op ellende, maar omdat het interessanter is te vernemen over dingen die fout gaan dan over dingen die goed gaan.
De impliciete houding waarmee mensen de wereld tegemoettreden is dat de dingen zullen verlopen volgens de verwachtingen. En die verwachtingen zijn noodgedwongen positief, anders is er geen normaal leven mogelijk. Wie vredig op z’n balkon zit, verwacht niet dat dat balkon instort. Wie een biertje gaat drinken op een terras, verwacht niet dat er een gek met een mes op omzittenden begint in te hakken. Zodra zich afwijkingen van het verwachte, normale patroon voordoen, spitst iedereen de oren.
Gesprekken moeten ergens over gaan. Globaal zijn er drie velden om uit te kiezen: je kunt spreken over zaken in de wereld, over jezelf of over andere mensen. Onder zaken in de wereld valt alles wat buiten jezelf ligt, shoptalk met vakgenoten, actualiteiten, cultuur, sport, hobby’s. Over die gesprekken gaat het hier niet. Daarnaast zijn er de opties ‘jezelf’ (dan wel de gespreksgenoot) als onderwerp of andere mensen. Spreken over niet-aanwezige mensen bevindt zich in dezelfde sfeer als spreken over jezelf, maar roddelen over anderen heeft een aantal voordelen boven zelf-roddel. In beide gevallen gaat het over persoonlijke aangelegenheden, tegenslag, narigheid waarmee geworsteld wordt; maar zodra het de narigheid van andere mensen betreft, krijgt het gesprek veel meer schwung dan wanneer het over de ellende van jezelf (of de gespreksgenoot) gaat.
Een persoonlijk gesprek met confidenties dwingt gespreksgenoten in een empathische rol van medeleven en begrip tonen. Als vertrouweling is het niet je voornaamste taak om met kritiek te komen, tenzij omzwachteld en invoelend geformuleerd. In gesprekken over derden zit zo’n empathische rem er helemaal niet op. Inhoudelijk kunnen precies dezelfde kwesties ter sprake komen als in confidentiële zelf-roddel, maar de morele oordelen, waar een roddelgesprek altijd op gericht is, vliegen vrijuit en moeiteloos over tafel, omdat de persoon over wie het gaat er niet bij zit om gekwetst te worden. Ook wordt er meer gelachen dan in empathische zelf-roddel-gesprekken.
Neem het onderwerp ‘andermans kinderen’ of ‘andermans opvoeding’. Vriend(inn)en hebben in stilte vaak wel enige kritiek op elkaars aanpak, maar het is lastig om dit soort bedenkingen in een rechtstreeks gesprek naar voren te brengen, terwijl het geen enkele moeite kost om rare opvoedingsmanieren van niet-aanwezige ouders te fileren. Geroddel over alles wat bekenden doen en laten heeft niet alleen ontegenzeggelijk amusementswaarde, het dient ook een serieuzer doel: je eigen manier van doen valideren aan hoe anderen te werk gaan en wat anderen ervan vinden.
Door te praten over hoe andere mensen leven en daaraan een oordeel te verbinden, kun je zelf beter je weg vinden. Je kunt er bijvoorbeeld van opsteken dat het niet verstandig is de reply-to-all-functie te hanteren, wanneer je een foto van je penis-in-erectie wil versturen naar je geheime minnares.
Stel dat een chef een intieme relatie onderhoudt met een medewerker. Dan is het voor collega’s relevant om daar weet van te hebben, niet zozeer om die relatie te veroordelen, maar omdat het belangrijk is om te weten hoe de allianties liggen binnen een organisatie. Wie nuffig zegt dat hij niet naar geroddel wil luisteren staat op achterstand. Je zou zelfs kunnen zeggen dat iemand zonder enige belangstelling voor andermans dwaasheden en uitzonderlijk gedrag een beetje wereldvreemd is. Los daarvan werkt het toetsen van meningen en overeenstemming vinden in een oordeel verbindend. Het is prettig om het met een gespreksgenoot eens te zijn over gedrag dat op een of andere manier afwijkt van de verwachtingen. Informatie is macht, dus iemand die een smakelijk brokje in de groep kan gooien verwerft status en degenen die het nieuws savoureren voelen zich gevleid dat ze bij de ingroep horen. Roddelen blaast de intimiteit aan.
Natuurlijk draagt roddel bij aan een zekere mate van zelfverheffing. Niets zo strelend voor het ego als vileine observaties uitwisselen in een klein groepje en het hartgrondig eens te zijn over hoe belachelijk bepaalde andere mensen zich gedragen. Wanneer iemands alcoholisme of ijdelheid wordt afgekamd met bijtende anekdotes (‘Wist je dat ze een goedkoop botox-abonnement heeft?’) impliceren de roddelaars dat zijzelf niet behept zijn met die ondeugden.
Roddel heeft zeker zijn kleinzielige kanten en het malicieuze aspect komt vooral tot uiting wanneer er gepraat wordt over dubieus gedrag van bekenden die geen intimi van de aanwezigen zijn en niet heel veel sympathie genieten.
In culturen met strenge standaarden kan een kleine misstap desastreuze gevolgen hebben, zoals voor moslimmeisjes, betrapt bij de stiekeme omgang met een jongen, waarna roddel de haat van de gemeenschap mobiliseert en de woede van de familie.
Ontmaskering
Beroemdheden van welke discipline dan ook vormen al gauw een mikpunt van roddel, omdat iedereen hen kent (het is erg saai om roddels aan te horen over de tante van iemand z’n buurvrouw) en een mening geven kost niets. Roddel beweegt zich in de ruimte tussen schijn en wezen. Roddel is gericht op ontmaskering, en daarin schuilt het intrigerende. Romans bewegen zich in diezelfde ruimte, en kun je opvatten als een hoogcalorische vorm van roddel. Tot op de dag van vandaag zijn de onverkwikkelijke belevenissen van de Atreus-familie (Agamemnon c.s.) de moeite waard om kennis van te nemen.
In het dagelijkse leven is iedereen bezig om zichzelf op een bepaalde manier te presenteren aan de buitenwereld, maar de zelfpresentatie en het eigenlijke zelf sluiten niet perfect op elkaar aan. Iedereen heeft bepaalde aspecten in zijn leven, waarvan hij niet wil dat anderen erachter komen. De roddelaar delft geheimen op en tast naar zwakke plekken in iemands reputatie, waar de echte persoon doorheen schemert of doorheen lekt. Onvermijdelijk komt daar heel veel speculatie bij te pas. Roddelaars proberen een aannemelijk verhaal te construeren. Woody Allen werd twintig jaar geleden door zijn dochter en ex-vrouw beschuldigd van kindermisbruik. Het feit van de aanklacht en Allens ontkenning neemt een zin in beslag, maar er is door geïnteresseerden in de zaak eindeloos gespeculeerd over het waarheidsgehalte en de motieven van betrokkenen.
Zolang het geanalyseer en gespeculeer binnenskamers blijft, kan het weinig kwaad, al leert de ervaring dat een eenmaal verteld geheim altijd doorverteld wordt (‘Je hebt het niet van mij, hoor!’). Sociale media en internet jagen de doorvertelschade exponentieel aan. Beroemdheden die iets bedenkelijks hebben gedaan of gezegd of gewone mensen van wie een morele uitglijer door een toevallige camera is vastgelegd lopen de kans om het hele internet over zich heen te krijgen en dan niet met bedachtzame analyses, maar met scheldpartijen en bedreigingen. Dergelijke slachtingen en reputatiemoorden doen walgen van het hele begrip roddelen. De dominee, de pastoor, de imam en het hoofd der school lijken het ineens bij het rechte eind te hebben met hun vrome aanmaningen om weg te blijven van geroddel. Maar een dag later is de walging alweer vergeten. Het blijft onweerstaanbaar aantrekkelijk om met een klein groepje aan de eettafel onder flink wat kwinkslagen de zwakheden van hele en halve bekenden door te nemen.
Bron: Trouw.nl
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!